Het nieuwe normaal?
Samen zitten in deze roerige en bijzondere tijd. Of misschien is deze tijd wel niet bijzonder. Misschien komen we juist uit een bijzondere tijd. Een tijd van enorme voorspoed, van voor vele mensen een grote zekerheid van bestaan, een tijd van overvloed voor velen, een tijd van een steeds hoger wordende gemiddelde leeftijd, een tijd van steeds grotere overlevingskansen, een tijd van leven van relatieve rijkdom voor velen.
Wanneer we naar de geschiedenis van de mens kijken, zien we dat de afgelopen tijd, zo van na de tweede wereldoorlog tot nu, een unieke tijd is geweest. De mens heeft altijd overweg moeten gaan met honger, met armoede, met ziekte, met oorlog, met geweld. Je hoeft maar een geschiedenisboekje open te slaan en zien wat er in dit land en in Europa in de afgelopen honderden jaren allemaal heeft plaatsgevonden.
De afgelopen tijd van welvaart is het nieuwe normaal geworden en we zijn er erg gewend aan geraakt. Zo erg dat we het als een recht zien. Het is ook een tijd waarin we het onszelf konden veroorloven steeds individualistischer te worden en de aandacht te richten op onszelf. En dat is logisch want als het met de meeste anderen goed gaat, hoef ik me daar in ieder geval niet zoveel zorgen om te maken of betrokken bij te raken. En dan komt er een virus en dan blijkt het leven toch allemaal wat onzekerder te zijn dan dat we zijn gaan denken.
De Boeddha sprak 2500 jaar geleden al over vergankelijkheid en dat was niet alleen maar het benoemen van het logische, van wat iedereen kan zien. We denken dat we het zien, maar ondertussen houden we vast aan wat we denken dat ons recht is geworden: voedsel, gezondheid, welvaart, rijkdom. Misschien moeten we opnieuw kijken naar wat vergankelijkheid werkelijk is. De dingen zijn onstabiel, ze blijven nooit het hetzelfde. De dingen veranderen uit zichzelf, hoezeer we het ook proberen te controleren. En het is pijnlijk om dat te verliezen waarvan we denken dat het ons toekomt. Iedereen kent dat wel, hoe je gewend raakt aan het een of het ander, en dan valt het weg . Dat doet altijd pijn. Van het kleinste tot het grootste. En ook voor werk of relaties geldt hetzelfde. Ons lichaam is vergankelijk, wij zijn vergankelijk. En het loslaten van het beeld van onsterfelijkheid is ook pijnlijk, vooral als de vergankelijkheid werkelijk op je deur klopt.
Sommigen gaan in verzet, sommigen raken terneergeslagen. Ieder heeft zo zijn eigen vorm van reageren op het verlies van wat we dachten dat zeker was. De Boeddha’s advies was: ga zitten en ben stil. Durf die vergankelijkheid werkelijk als het ware in de ogen te kijken, durf het werkelijk toe te laten, durf het werkelijk te ontmoeten voor wat het is en zie dat niets in het leven vast te houden is. En het bijzondere is: die echte ontmoeting met de vergankelijkheid brengt een vreugde en een vrede teweeg, tegengesteld aan wat je zou verwachten. Want het brengt vanzelf het besef dat dit moment zoals het is, ook dit moment is van mijn aanwezigheid, van het ervaren van de mooie dingen, de lelijke dingen, de vrolijke dingen, de trieste dingen, de angstige dingen, de stille dingen.
Dit moment is compleet, dit moment is leven. Niets blijft hetzelfde en daarom danst dit moment. Een danser die op één plek blijft staan, is geen danser meer maar een standbeeld. Misschien mooi voor een tijdje, maar er zit geen leven in. Soms proberen we een standbeeld te worden, waarvan iedereen zegt: wat mooi! Maar zit stil en kijk diep in jezelf en iets wil dansen, iets wil bewegen. Dit is de dans van de vergankelijkheid, durf dit leven te dansen. Niets is je recht, alles wordt je gegeven, als de muziek die bij de dans gaat.
* * * * *
"De Boeddha’s advies was: ga zitten en ben stil. Durf die vergankelijkheid werkelijk als het ware in de ogen te kijken, durf het werkelijk toe te laten, durf het werkelijk te ontmoeten voor wat het is en zie dat niets in het leven vast te houden is. En het bijzondere is: die echte ontmoeting met de vergankelijkheid brengt een vreugde en een vrede teweeg, tegengesteld aan wat je zou verwachten."