Dharmawoorden van Zenmeester Bankei
Ik wil deze meditatie inleiden met een korte voordracht, gegeven door de Japanse Zenmeester Bankei Yōtaku, een zeventiende-eeuwse Zenmeester die abt was van een klooster in Japan maar ook door het land trok en retraites organiseerde. Hij was bijzonder populair en geliefd en soms deden meer dan duizend mensen, monniken en leken, mee met zijn retraites waarin hij lezingen gaf en waarin ook iedereen was uitgenodigd om vragen te stellen.
Bankei zei altijd: “Wat ik onderwijs is de Ongeboren Boeddha-geest van verlichte wijsheid. Niets meer, niets minder. Iedereen is toegerust met deze Boeddha-geest, ze weten het alleen niet.”
De volgende voordracht is gegeven tijdens één van deze grote retraites en opgetekend door één van de aanwezige monniken. Bankei zei het volgende:
“Ondanks het feit dat je in deze wereld gekomen bent met alleen maar een Ongeboren Boeddha-geest, doet je voorliefde voor jezelf je verlangen dat de dingen gaan zoals jij het graag wilt. Je verliest je goede humeur, bent geneigd tot ruziemaken en dan denk je: “Ik heb mijn humeur helemaal niet verloren. Die persoon daar luistert niet naar me. Hij heeft mijn humeur verpest door zo onredelijk te zijn”. En dus fixeer je strijdlustig op zijn woorden en zet je je kostbare Boeddha-geest om in een vechtende geest.
Door je druk te maken over een onbelangrijk iets - waardoor je gedachten maar blijven rondmalen in je geest - krijg je misschien je zin, maar je verzuimt dan in je onbenulligheid in te zien dat het sowieso niet belangrijk was om je er druk over te maken. Door onwetendheid worden we als een dier, dus wat je gedaan hebt is dat je de uitermate belangrijke Boeddha-geest verlaat en je jezelf innerlijk een eerste klas dier maakt.
Jullie hier zijn allemaal intelligente mensen. Het is alleen maar jullie onwetendheid over de Boeddha-geest dat er voor zorgt dat jullie het maar blijven transformeren in een hongerende geest, een vechtende geest of een dierlijke geest. Je verandert het in dit of in dat, in allerlei soorten dingen en dan word je vervolgens die dingen. Als je bijvoorbeeld de Boeddha-geest eenmaal hebt omgezet naar een dierlijke geest, zelfs als je de waarheid over je Boeddha-geest krijgt toegesproken, dan zal het niet tot je doordringen. En zelf als het tot je doordringt, omdat je het al niet met je menselijke geest kon vasthouden, zal je het zeker niet met een dierlijke intelligentie kunnen vasthouden.
Dit overkomt eenieder, wanneer ze door een enkele gedachte hun Boeddha-geest van ze laten wegglippen. Dus je kan zien dat het een serieuze zaak is. Daarom, je moet goed begrijpen dat je de Boeddha-geest niet tot iets anders moet transformeren. Zoals ik al eerder gezegd heb, niemand van jullie hier is een onverlicht persoon. Jullie zijn een samenkomst van ongeboren Boeddha-geesten. Als iemand denkt: “Nee, niet ik. Ik ben niet verlicht.”, zeg me dan: wat is het dat iemand onverlicht maakt?
Dus, wat iemand anders ook doet of zegt, wat er ook gebeurt, laat de dingen zijn zonder je er druk over te maken. Creëer geen zorgen voor jezelf en kies niet je eigen kant. Blijf eenvoudigweg zoals je bent, in de Boeddha-geest, en verander het niet in iets anders. Als je dat doet, zullen begoochelingen niet verschijnen en zal je voortdurend in de ongeboren geest leven. Je bent zonder twijfel een levende, ademende Boeddha. Zie je het niet? Je hebt een onschatbare schat bij de hand.”*
Aldus Zenmeester Bankei.
* * * * *
"Bankei zei altijd: “Wat ik onderwijs is de Ongeboren Boeddha-geest van verlichte wijsheid. Niets meer, niets minder. Iedereen is toegerust met deze Boeddha-geest, ze weten het alleen niet.”"