Standvastigheid
We hebben zojuist de ceremonie van Acalanātha gevierd. ‘Acalanātha’ is een Sanskriet woord dat ‘De Standvastige’ betekent. Acalanātha staat symbool voor dat in ons wat standvastig is, het ‘onbeweeglijke’ in deze wereld die continue in beweging is. Hij wordt daarom soms afgebeeld als geketend aan een rots, geketend aan wat niet beweegt. En in zijn handen heeft hij de lasso en het zwaard om dat in zichzelf te vangen wat hem doet bewegen, wat hem doet vastgrijpen aan wat beweegt, met name de onheilzame impulsen. De onheilzame impulsen van denken, spreken en handelen. Hij snijdt die hechting door met het zwaard van Wijsheid want hij weet wat lijden voortbrengt: meegesleurd worden door de bewegingen van de wereld zonder stevig en standvastig te staan. De vlammen achter hem laten die wereld zien, die wereld in zijn negatieve vorm. Het zijn de vlammen van haat, hebzucht en onwetendheid die, wanneer we niet wakker en standvastig zijn, ons lijden [doen] veroorzaken. Wie heeft zich niet ‘gebrand’ aan de wereld?
Het is moeilijk om Acalanātha, standvastigheid, in jezelf te vinden. Vooral tegenwoordig lijkt het een enorme uitdaging te zijn. Men is gauw verveeld, men is gauw uitgekeken op iets. De behoefte aan nieuw vertier en nieuwe afleidingen is groot. Ons geduld is klein, ons lontje is kort. Elk spiritueel pad, wil het werkelijk ons doen leiden naar een diepe vrede van hart en geest, vraagt standvastigheid, vraagt een geduld en toewijding aan het pad. Het vraagt een training van lichaam en geest. Het vraagt een houding die tegen de stroom ingaat. En dit was ook al zo in de Boeddha’s tijd!
Wil boeddhisme een toekomst hebben, dan kan dat alleen maar wanneer mensen die standvastigheid in henzelf vinden om dit pad te gaan en te beoefenen over vele jaren. Succes komt niet in een week of weekendje. De grote meester Xuyun [Xu Yun, Chinese Zenmeester, 1840 – 1959] was al ver in de zestig toen hij voor de eerste keer verlichting realiseerde. Hij was al als kind monnik geworden dus aan die realisatie is zo’n veertig tot vijftig jaar vooraf gegaan. Wie is hier tegenwoordig nog voor te vinden?
Maar hebben we een keus? Toont de wereld van vandaag niet overduidelijk dat de vrede en het geluk niet in de wereld zelf te vinden zijn, alhoewel de wereld heel wat momenten kan bieden van vrede en geluk. Maar hoe bewegelijk, hoe kwetsbaar, hoe veranderlijk zijn die momenten wel niet. De werkelijke vervulling vinden we wanneer we standvastig zijn: steeds weer gaan zitten, ons lichaam en geest durven los te laten en werkelijk onszelf durven te zijn. Niet een geïdealiseerd zelf, maar dit, wat nu is. Ongeacht hoe dit moment ook is.
Wanneer we standvastigheid vinden in onszelf, vinden we Acalanātha, de beschermer van de Dharma, de beveiliger tegen alle rampspoed. Niet dat ons niets aan negatiefs zal overkomen. Maar diegene die het onbeweeglijke en het ongeborene in zichzelf hebben gevonden, weten dat dit slechts de bewegingen van het leven zijn, dat wat we negatief en positief noemen. De wind mee en de wind tegen. Dus zit en kijk diep in jezelf. Vind die rots van standvastigheid. Vind Acalanātha in jezelf.
* * * * *
"Het is moeilijk om Acalanātha, standvastigheid, in jezelf te vinden. Vooral tegenwoordig lijkt het een enorme uitdaging te zijn. Men is gauw verveeld, men is gauw uitgekeken op iets. De behoefte aan nieuw vertier en nieuwe afleidingen is groot. Ons geduld is klein, ons lontje is kort. Elk spiritueel pad, wil het werkelijk ons doen leiden naar een diepe vrede van hart en geest, vraagt standvastigheid, vraagt een geduld en toewijding aan het pad."