Het 'ik' en het 'met'
“Ik was, ben en zal onmiddellijk met het universum verlicht zijn”.1
In het vorige hoofdstuk [De Schipper] sprak ik over de onbestendige aard van het zelf en zijn onderlinge verbondenheid met heel het universum. Ik zou nog iets meer willen zeggen over de werking van die onderlinge verbondenheid, die al naar gelang onze benadering samsara of nirvana kan zijn. Door de illusie van een afzonderlijk zelf en de daaraan verbonden zorgen over te geven aan de realiteit van dit, ontstaat diepe vrede. De twijfels en verwarring van het leven, de angsten en verlangens, dat alles kan worden overgegeven in zazen. Zoveel vertrouwen in zazen moet je wel hebben. Als we dat doen, is er het kennen van onszelf in de wereld en een diep gevoel van verbondenheid met de wereld. Dit is geen relatie tussen onszelf en de wereld, zoals tussen twee dingen – het is de werking van het geheel in het deel en van het deel in het geheel. Deze wederzijdse werking kan alleen gerealiseerd worden als we niet langer vasthouden aan onze gescheidenheid en ons overgeven aan de werkelijkheid van het huidige moment. Dan ondervinden we dat de concrete omstandigheden van het leven ons richting geven.
Non-dualiteit
Op het moment van zijn verlichting sprak de Boeddha Shakyamuni: “Ik was, ben en zal onmiddellijk met het universum verlicht zijn”. Het ‘ik’ is de Boeddha Shakyamuni, zijnde het geheel werkzaam in het deel. Het “was, ben en zal zijn” benadrukt dat het geheel zowel heel de tijd als ruimte is. “Onmiddellijk verlicht met het universum” openbaart de non-dualiteit van ‘ik’ en universum – het is altijd ‘met’. Als we het ‘met’ kennen, kennen we het geheel dat werkzaam is in het ‘ik’. Het ‘ik’ is nooit gescheiden, ook al kan het als individueel wezen worden waargenomen.
De wonderbaarlijke interactie tussen een individueel wezen en de wereld heeft bewustzijn tot gevolg. Het bewuste zelf dat in wisselwerking is met de wereld is een product van die wereld en is, verbazingwekkend genoeg, in staat tot besef van zijn eigen aard. In zazen laten we dat zo zijn zonder er aanspraak op te maken. Er is niets dat is afgescheiden, en toch is er diep in deze verwevenheid van persoon en universum iets werkzaam dat altijd gehoor geeft aan de behoeften van de omstandigheden. Ik ben me natuurlijk het meest bewust van het deel dat ik ‘ik’ noem. En toch is elk deel in wisselwerking met elk ander deel, aangezien elk schijnbaar afzonderlijk ding mee vibreert met al het andere.
Samsara en nirvana zijn één
Niets in al deze interacties bestaat op zichzelf. Dit ontbreken van zelfheid wordt leegte genoemd – een leegte die allesbehalve hetzelfde is als niet-bestaan. Hoewel het bestaan geen op zich staande essentie heeft, is het echt en die werkelijkheid bestaat uit een onderlinge afhankelijkheid van en wisselwerking tussen alle dingen. Alles wat zich voordoet komt voort uit een complex web van oorzaken. Dit is het levenswiel dat wordt beschreven in de leerstelling van afhankelijk ontstaan. Als de wereld wordt ervaren door iemand die geen weet heeft van zijn ware verbondenheid met alles, dan wordt de wereld ervaren als lijden of samsara. Als we onze angsten en verlangens toevertrouwen aan zazen, weten we dat het nirvana is. Zoals het Mahayana-boeddhisme aangeeft, zijn samsara en nirvana in feite één. Bevrijding is geen ontsnapping uit samsara. Er is een dieper begrip van oorzakelijkheid dat weet dat bevrijding, en niet onwetendheid, de werkelijk drijvende kracht is. Bevrijding is het kennen van de dingen zoals ze zijn. Dat is geen kennis van alle feiten in het universum, maar het kennen van de ogenblikkelijke realiteit van dit. Dit kennen is ervaren dat alles onderling verbonden is.
In onze alledaagse ervaring komen we al de gebruikelijke details tegen van het leven en van onze gewone geest. Als we in meditatie gaan en enig besef van het geheel krijgen, dan kan het lijken dat er twee niveaus van ervaren zijn, het wereldse en het universele. Als we proberen enkel in het universele te leven zonder aandacht voor de details van het wereldse, dan ontdekken we al gauw dat idealisme een fantasie is. Als we alleen maar de details kennen, dan hebben we geen begrip van bevrijding en heeft ons leven geen echte betekenis of ware basis. Een waar begrip dient het wereldse en het universele samen te omvatten, aangezien het bestaan een fundamenteel geheel is.
Eén zijn
Het is niet helemaal juist om te stellen dat we deel van het geheel zijn. Als wij als realiteit ervaren dat we alleen deel van het geheel zijn, dan zijn we nog steeds gescheiden, ook al zijn we deel van het geheel. We moeten verder gaan. Te weten dat we in het geheel staan is een belangrijke stap en aanvankelijk kan het lijken dat hiermee alles is gezegd. Maar naarmate de tijd verstrijkt, ontdekken we dat we nog steeds behoefte hebben aan bevestiging. Als we in alle eerlijkheid de blik naar binnen richten, zien we nog steeds een gevoel van gemis en een behoefte om verder te gaan. Het zelf dat binnen het geheel is moet oplossen. Verder gaan vereist dat we niet vasthouden aan het gevoel van een-zijn. Zolang er een gevoel van een-zijn is, is er nog steeds een subtiele afscheiding van die speciale ene die het een-zijn ervaart.
Het kennen van het een-zijn en het gevoel dat we verder moeten gaan, kan uitermate verwarrend zijn. Een deel van de zelftwijfel zal zijn weggevallen, het leven is een stuk beter en we voelen ons meer dan ooit thuis. En toch is er nog een stap te gaan. Een vergissing die ik meer dan eens heb zien maken, is dat mensen die in zichzelf voelen dat er meer nodig is, hierop reageren door buiten zichzelf op zoek gaan. Dat kan zich uiten door een wens om onze eigen weg te vinden, onze eigen expressie, in plaats van onszelf geheel toe te vertrouwen aan de onderlinge afhankelijkheid van de ware aard van de werkelijkheid – het ‘ik’ en het ‘met’. Als we hier heel goed naar kijken, is het duidelijk dat we bang zijn dat er iets ontbreekt en, in plaats van die angst in de ogen te kijken en ons de weg te laten wijzen, proberen we bevestiging te vinden in uiterlijkheden. We zoeken buiten onszelf naar resultaten of een vorm van erkenning. De angst dat er iets ontbreekt is een oproep om ook de laatste dingen los te laten. Wat er nog over is gebleven en nog niet is opgegeven, moet nu worden geofferd. Als we gaan met niets, verwezenlijken we het geheel dat werkt in het deel en het deel in het geheel. Dan zal ons eigen werkzaamheid haar eigen expressie hebben en al het overige, maar het zal de uitdrukking zijn van het geheel in het deel, het ‘ik’ van Shakyamuni zonder de overgebleven twijfel die ons er anders van weerhoudt de leegte volledig tegemoet te treden en de volheid te verwezenlijken.
Gedurende de training zijn onze schijnbare ontoereikendheid en ons gevoel van afgescheiden zijn het geheel dat in ons werkzaam is, als we het maar kunnen zien voor wat het is. Als we onszelf aan het pad wijden, onthult ons lijden het pad. Het is niet dat we moeten lijden, maar ons lijden toont ons waar we moeten loslaten. Ons lijden is eigenlijk de oproep om het einde van lijden te vinden. Mijn vroegste begrip van religie was gericht op het idee dat ik zondig was en verlost moest worden. Ik moest gezuiverd worden omdat ik soms leugens vertelde, dingen stal en andere zonden beging. Ik voelde mezelf afgescheiden of geïsoleerd, waar een gevoel van ontoereikendheid uit voortkwam. Ik moest leren niet te liegen of te stelen, maar hoe ik ook probeerde mezelf te zuiveren, er bleef altijd iets van bezoedeling achter. Ik moest verder gaan dan mezelf zuiveren, maar zó dat ik niet zou terugvallen in onmatigheid. Zolang ik mezelf in termen van zuiverheid en schande zag, zou ik altijd te kort schieten.
Golven en de zee
Om oordelen over onszelf als toereikend of ontoereikend achter ons te laten, is een diepgaande betrokkenheid bij dit vereist. Het helpt om in te zien dat alles wat we hebben en alles wat we ooit zullen hebben, dit is. Wat er ook moge opkomen, in mij of om me heen, goed of slecht, prettig of onprettig, dat is hoe dit op dit moment is. De kleur verschilt van moment tot moment en licht is niet hetzelfde als donker. Maar licht en donker drukken de aard van dit uit. De actie die mijn leven is, is ook dit; het kan Boeddha-actie zijn of misleide actie, afhankelijk van of er werkelijke betrokkenheid bij dit is of niet. Als er ware betrokkenheid is, is het leven mij en het geheel samen. Ik word niet uitgewist in dit een-zijn, want er is een resonantie tussen mij en het geheel en tussen het geheel en mij. Of anders verwoord: het is onmogelijk om één enkele golf op de zee te hebben. Er zijn vele golven of geen golven. De aard van de zee is de interactie van de golven. Op een zeer werkelijke manier zijn al de andere golven aanwezig in een enkele golf.
Er is een beweging van het leven of van het bewustzijn vóór oorzaak en gevolg waarin oorzaak en gevolg plaatsvinden. Dogen Zenji noemt dit ‘eindeloze beoefening’, en oorzaak en gevolg zijn er de uitdrukking van. Als we ons oorzaak en gevolg als vorm voorstellen, dan is dat wat voorafgaat aan oorzaak en gevolg leegte. Dit ‘vooraf’ betekent niet dat er een tijd was waarin er geen oorzaak en gevolg was; het vooraf betekent dat er een niet-geboren in het geborene is, een niet-veranderen in het veranderlijke en een niet-sterven in geboorte en dood. Het is als een reusachtige uitgestrektheid van onderlinge verbondenheid. Die uitgestrektheid is de resonantie tussen al de delen onderling en de resonantie tussen al de delen en het geheel. De delen zijn alleen maar dit resoneren en de resonantie is de werkelijkheid. Als we een willekeurig deel goed bekijken, treffen we er alleen de invloed van andere delen aan – er is geen ondeelbare essentie. Ik geloof niet dat enig beeld dit kan weergeven. De essentie is te zitten, maar dan niet alleen in de resonantie, maar als de resonantie die Boeddha is.
Noten:
¹ Keizan Zenji, Denkōroku, trans. P.T.N.H. Jiyu-Kennett, Zen is Eternal Life, 4th ed. (Mt. Shasta, CA: Shasta Abbey Press, 1999), p. 224
Origineel: Buddha Recognizes Buddha - The "I" and the "With"
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Het ik en het met (hoofdstuk 4)
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs