H14. De Soetra van Avalokiteswara: De Bodhisattva van Mededogen
Avalokiteswara is de naam van de Bodhisattva van mededogen in het Sanskriet en is in China bekend onder de naam Kwan Jin en in Japan als Kanzeon. Omdat de Soetra gaat over de reddende kracht van mededogen dat het hart van het universum vormt, reciteren we de Soetra van Avalokiteswara vaak tijdens de ochtendceremonie, bij feestelijke ceremonies en uitvaarten. De Soetra bestaat uit de verzen van hoofdstuk 25 van de Lotus Soetra. In India werd Avalokiteswara gezien als een mannelijke Bodhisatva, in China ontwikkelde haar afbeelding zich als Kwan Jin in een vrouwelijke vorm en in Japan heeft hij/zij als Kanzeon een vorm die mannelijk en vrouwelijk overstijgt.
Zulke veranderingen komen voor omdat Kanzeon niet beperkt is tot een bepaalde vorm en die gestalte aanneemt, waarmee een cultuur mededogen het beste kan uitbeelden. Soms zagen mensen Kanzeon min of meer als een godheid, die namens hen in zou grijpen in de wereld. Het is inderdaad mogelijk dat die indruk ontstaat als je de Soetra oppervlakkig doorneemt en je weinig weet van de boeddhistische zienswijze, maar Kanzeon moet niet worden gezien als godheid. Zij wordt soms omschreven als de moeder en vader van alle Boeddha’s en is waarlijk niet minder belangrijk dan de Boeddha. Dit is een manier om te zeggen dat mededogen het hart is van het bestaan.
Compassie is gebaseerd op werkelijkheid en is meer dan alleen warme gevoelens. Werkelijkheid is voortdurend in beweging en deze beweging is mededogen zelf. Dit is soms moeilijk te zien; niettemin is realiteit zelf compassie. Als je op straat wordt overvallen en van je beurs wordt beroofd, als je met geweld wordt bedreigd of zelfs in elkaar wordt geslagen ̶ wanneer we met het oog van meditatie naar de situatie kijken, is dat de concrete werkelijkheid van wat er feitelijk gebeurt. In het moment, wat het moment ook met zich meebrengt, is er een diepe toereikendheid. Je lichaam wordt misschien vernietigd, maar je hart is veilig. Wat er ook gebeurt, mededogen is altijd aanwezig. Die aanwezigheid is niet een aanvulling op de situatie die zich ontvouwt, want als dat zo zou zijn, zou werkelijkheid fundamenteel zijn opgesplitst in het goddelijke en het wereldse, het goede en het kwade, mededogen en het ontbreken van mededogen. Op het moment dat je wordt aangevallen is de hele realiteit die aanval. Hulp is nabij in de vorm van Kanzeon, wat een andere naam is voor bestaan zoals het gekend wordt in de geest van zazen. In ons aanvaarden van de situatie kunnen we weten dat we beschermd zijn en dat het kwaad niet zal overwinnen, wat er ook gebeurt.
Op deze diepte van beoefening is compassie eenvoudigweg bestaan. Je accepteert de aanwezigheid van wat er is, hoe onplezierig of afschuwelijk ook. Door dit accepteren kan je zien wat je moet doen – vechten, vluchten of alleen maar verduren, al naargelang wat uit de situatie voortkomt. Als bestaan is compassie niet een kwaliteit die komt en gaat, hoewel het door verwarring soms lijkt alsof we er niet langer mee verbonden zijn. Het is ook geen goddelijke gift die op de ene plaats wordt geschonken en ergens anders wordt onthouden.
Mededogen omarmt hoe we zijn. In onze eigen ogen vinden we onszelf misschien niet wijs, compassievol of sterk genoeg, maar echt mededogen is accepteren hoe we werkelijk zijn, want mededogen is nooit onrealistisch. Als we bereid zijn te accepteren hoe we werkelijk zijn, zal de situatie ons tonen wat nodig is en daar horen ook onze krachten en zwakheden bij. We moeten in overeenstemming met onszelf handelen, geworteld in de realiteit van het moment. Het is altijd mogelijk om op een compassievolle manier te handelen die realistisch is. Dat vraagt onze diepe bereidheid en diep vertrouwen. Vaak zijn we blind voor de barmhartige aard van het bestaan door de vervormingen die voortkomen uit ons verlangen, onze angst of woede, die ons een vertekend beeld van de wereld voorspiegelen.
Wat mededogen bij uitstek verduistert is onwetendheid. Als we onze ogen openen en de ware aard van onze misvattingen willen zien, dan zullen juist deze ons tonen wat nodig is. Door onze betrokkenheid bij het zoeken naar de waarheid wijzen zelfs onze misvattingen ons vol mededogen de weg naar juist handelen.
De naam Avalokiteswara kan worden vertaald als ‘Degene die de smeekbeden van de wereld hoort’. Als we zitten opgesloten in onze eigen wereld met onszelf als centrum, kunnen wij dat roepen niet horen. Ook onze misvattingen zijn die smeekbeden van de wereld. Avalokiteswara verschijnt overal waar iemand zijn oor te luister legt: in de werkelijkheid die wordt gehoord zit het roepen besloten en deze is vele malen groter. Degene die hoort, dat wat wordt gehoord, en het geheel van de werkelijkheid zijn ondeelbaar. Om die reden is mededogen alomtegenwoordig en hoeft niet, kan niet, worden ‘verdiend’. Diepgaand accepteren en onszelf toevertrouwen aan de ware natuur laten het kleinste deeltje van zijn omvang zien en dat vult, voor de geest die zoekt, het universum.
In de Soetra van Avalokiteswara zegt de Boeddha over Kanzeon:
Luister naar de daden van Kanzeon.
Kanzeon hoort in alle windstreken elke roep,
en heeft geloften afgelegd die dieper gaan dan de oceaan.
Aan mensenheugenis voorbij heeft Kanzeon talloze Boeddha’s bijgestaan,
en beloften van grote zuiverheid gezworen.
Als mensen de barmhartige zien of de naam van Kanzeon horen,
en de Bodhisattva niet ijdel in gedachten houden,
zal alle pijn overal ten einde komen.
Nirvana en samsara zijn één
Het leven van Kanzeon is hetzelfde als het bestaan zelf. Een fundamentele waarheid in het boeddhisme is dat samsara en nirvana één zijn. Wat losjes geformuleerd: samsara is hoe de wereld overkomt door onverlichte ogen en nirvana is hoe hij wordt gekend binnen non-dualiteit. Bezien vanuit nirvana is er geen van nirvana afgescheiden samsara. Nirvana is hoe het is, samsara is hoe het lijkt als we dingen willen vasthouden of het leven door angst laten regeren. ‘Kanzeon hoort in alle windstreken elke roep’ betekent dat Kanzeon niet willekeurig kiest aan welke roep hij/zij al dan niet gehoor geeft. Op menselijk niveau betekent mededogen dat we het werk doen dat ons te doen staat en ons niet bezig houden met wat we willen of niet willen. We moeten goed onderscheiden wat dat werk is, want we kunnen niet aan elke roep gehoor geven. Dat houdt ook in dat we rekening houden met de persoon die we zijn – ik zou als komiek een ramp zijn, maar als monnik kan ik redelijk goed uit de voeten en bovendien ben ik een monnik die heel blij is dat er komieken op deze aarde zijn. Het gaat erom dat we geven wat we kunnen. Als we gehoor willen geven aan elke smeekbede, zullen we niet in staat zijn ook maar iets nuttigs te doen. We moeten open staan voor de aard van ons geven, en kunnen zien dat het voortdurend verandert. Zolang we onze verlangens niet belangrijker vinden, zijn de gave en het geven één.
Alle pijn zal overal ten einde komen, als mensen “de Bodhisattva niet ijdel in gedachten houden”. Als we Kanzeon aanroepen, gaan we van een toestand van hulpeloosheid naar een aanvaarden van de situatie en nemen zo onze rol daarbinnen aan. Dit is niet alleen om te erkennen dat dit precies zo is als het is, maar ook om ons te openen voor het besef dat samsara nirvana is. Dit is deel uitmaken van de situatie op een manier waarbij geen onderscheid wordt gemaakt. Het is dan gewoon dit, een zien van de dingen op een manier die er niets aan toevoegt en die er niets anders van probeert te maken in onze geest. De concrete werkelijkheid is zoals hij is en dat op zichzelf is nirvana. Het is zinloos om te proberen je dit voor te stellen, omdat het op helemaal niets lijkt; het is werkelijkheid zonder meer. Het doordringt ons en wij doordringen hét en dit is zazen in praktijk. De leer dat samsara en nirvana één zijn is een manier om te verwijzen naar de onderlinge verbondenheid van alles.
“Alle pijn zal overal ten einde komen”. Dat is hoe het is als we zien vanuit het gezichtspunt van nirvana. Dat betekent niet dat het leed in de wereld er allemaal niet toe doet of dat nirvana op een andere planeet is, ver weg van dit alles. Het wil zeggen dat er mededogen/verlichting is in deze wereld zoals die is en we kunnen dit realiseren en in vrede zijn zonder in een ivoren toren te hoeven leven. Als we over het kwaad nadenken in abstracte termen, zijn er allerlei filosofische problemen. Als we kijken naar de werkelijke situatie waarin we ons bevinden, kunnen we samsara en nirvana samen vinden. Mededogen is nooit een abstract beginsel om op een situatie toe te passen; het is de situatie zelf. Dit is waarom Kanzeon altijd gehoor geeft aan elke roep uit elke windstreek, want zij en het bestaan zijn één en hetzelfde. Bestaan is leuk noch zwaar, het is dit. Zazen leert ons hoe met het bestaan te zijn zoals het is, iets dat gemakkelijk is gezegd, maar niet zo gemakkelijk gedaan. Als we “Hem niet ijdel in gedachten houden” laten we de gedachte los dat dit mij overkomt. Dit is gewoon.
Als een vijand je moedwillig in een vuurpoel werpt,
denk dan aan Kanzeon’s grote kracht,
het vuur verandert dan in een verkoelend meer.
Als op drift in een eindeloze oceaan,
gevaarlijke vissen en zeemonsters je naar het leven staan,
denk dan aan Kanzeon’s grote kracht
en de golven zullen je goed beschermen.
Als je door een wrede vijand van de berg Sumeru wordt afgeduwd,
denk dan aan Kanzeon’s grote kracht,
en je blijft overeind als de zon in de hemel.
Als booswichten je over een berg jagen,
denk opnieuw aan Kanzeon’s kracht
en geen haar zal je gekrenkt worden.
Als je door overvallers met wapens wordt bedreigd,
denk dan aan Kanzeon’s grote kracht
en barmhartigheid zal hen beroeren.
Als je door een tiran wordt vervolgd en ter dood veroordeeld,
denk dan alleen aan Kanzeon’s grote kracht
en het wapen van de beul breekt in vele stukken.
Als je geketend achter tralies zit,
denk dan aan de helende kracht van Kanzeon,
en je boeien zullen je meteen bevrijden.
Alles opgeven
Als we het idee dat dit mij overkomt loslaten en zien dat de gebeurtenis gewoon gebeurt, kunnen we ook onze boosheid laten varen over of het wel of niet rechtvaardig is of wat dan ook en “alleen aan Kanzeons grote helende kracht denken”. Dit betekent niet dat we gedachten over Kanzeon hebben; het betekent dat we onszelf overgeven aan de werkelijkheid. Aangezien dit samsara/nirvana is, zullen we er niet aan ontkomen door ons ervoor proberen te verstoppen. En we ontkomen er ook niet aan door vanuit eigenbelang te reageren, want dat vervormt slechts onze blik. Boeddhisme benadrukt de noodzaak stil te zitten te midden van onze gevoelens, in de wetenschap dat het slechts onze gevoelens zijn en niet bepalend voor wat goed is om te doen. Om de grote kracht van Kanzeon te kennen, moeten we alles opgeven. Dat zou althans onze diepe wens moeten zijn, ook al lijken we op het moment zelf niet in staat onze boosheid of angst los te laten. Juist dan is het aanroepen van Kanzeon werkelijk van betekenis. Het is de roep van ons hart om geen kwaad te doen, alleen goed te doen en goed te doen voor anderen. Als de vraag ‘waarom’ opkomt, bekijk dan met heldere blik de alternatieven en waar ze toe leiden.
“Als je geketend achter tralies zit, denk dan aan de helende kracht van Kanzeon, en je boeien zullen je meteen bevrijden.” Ketenen bevrijden je als je gevangen zit. Je snakt ernaar vrij te komen, maar je zit gevangen en als je nirvana beschouwt als een belofte die in vervulling moet gaan, dan zal je nirvana nooit kennen, zelfs niet als je de volgende dag vrijkomt. Nirvana is nu en hier, waar hier ook lijkt te zijn. Zonder die radicale acceptatie zullen we nirvana altijd als samsara blijven ervaren.
Als mensen, door oneindige pijn gekweld of getroffen door noodlot, hun toevlucht zoeken in de wijsheid en mystieke kracht van Kanzeon, worden ze verlost van alle zorgen en verdriet.’
Er is een grote helderheid als we onszelf aan de werkelijkheid toevertrouwen. Oorzaak en gevolg worden niet opgeheven door deze helderheid – ze zijn er juist deel van. De gevangene wordt misschien nooit vrijgelaten, of z’n pijn is misschien wel blijvend, èn we kunnen toevlucht zoeken in de troostende armen van Kanzeon en ontdekken dat de realiteit eigenlijk draaglijk is, omdat we haar dragen en omdat in haar kern deze helderheid is. Om deze gift aan alle wezens te geven, verschijnen er Boeddha’s in deze wereld. Hun komst verandert de wereld niet – dat is onze taak.
Er is geen plaats ter wereld waar Kanzeon,
die bovennatuurlijke gaven bezit en alwetend is,
niet verschijnt.
Hel, boosaardige geesten, woeste dieren, alle onheilbrengend leven,
alle leed van geboorte, ouderdom, ziekte en dood,
gaan voor altijd heen.
De grote barmhartige ziet de wereld zoals die waarlijk is,
z
onder oordeel, alwetend, in volle zuiverheid,
met liefhebbend mededogen.
Laten we Kanzeon altijd vertrouwen en vereren.
Kanzeon, die zuiver en stralend is als de zon,
brengt met wijsheid, licht in duisternis
en kalmeert het tumult van vuur en wind.
Dit alomvattende licht vult de gehele wereld.
Handen en ogen
Kanzeon wordt soms afgebeeld met duizend helpende handen en duizend ogen die de noden van de wereld zien. Kanzeon verschijnt alleen in werkelijke situaties. De handen en ogen zijn de onze om te geven. Zowel onder afschuwelijke als onder alledaagse omstandigheden luidt de vraag: “Wat is goed om te doen?”. Kanzeon is handelen dat verstilling kent en verstilling dat de noodzaak van handelen kent.
De activiteit die nodig is kan die van geduld en wachten zijn, of die van kordaat optreden. Er zijn geen regels, alleen het hart van Kanzeon dat het roepen hoort en voor alle wezens zorgt. Ons geven bestaat eruit om de situatie te laten uitwijzen wat nodig is en hiernaar te handelen.
De vele eigenschappen van Kanzeon zijn alle verschillende vormen van bestaan, de vele vormen van waarheid. Een boeddhistisch uitgangspunt is dat elk ding elk ander ding bevat. Dit elkaar doordringen van alle dingen is de grondslag die ons in staat stelt te onderscheiden wat goed is om te doen. We zijn innig verbonden met die situaties waarin wij moeten handelen. Daarom, als we ons stevig gronden in zazen, is er de mogelijkheid om te onderscheiden wat kan helpen. Er is hier geen absolute norm, soms is er niets dat we kunnen doen en als we denken dat het wel zo is, kunnen we ons vergissen. En toch betekent dit wederzijds doordringen van alle dingen, dat de ogen van Kanzeon één zijn met de waarheid. Op die grondslag kunnen we zazen vertrouwen. Het weten dat voortkomt uit zazen is een zacht weten. Het kan duidelijk zijn, maar vaak is het erg onduidelijk. Het lijkt er dan op dat dit gewoon het beste is om te doen – voor zover we dat kunnen beoordelen. Er moet geen grijpen naar zekerheden zijn. We kennen nooit alle feiten, we kunnen nooit weten op de manier van een deskundige, dus vertrouwen we op het diepste niveau niet op kennis, hoewel kennis een niet te onderschatten bijdrage levert. Het punt is alleen dat kennis abstract van aard is en altijd op z’n minst een stap van de situatie zelf is verwijderd. Er zijn nogal wat afschuwelijke dingen gedaan door mensen die zich lieten leiden door hun ideaal of hun kennis, in plaats van dat ze de werkelijke situatie rechtstreeks voor zich lieten spreken.
We kunnen de werking van de handen en ogen van Kanzeon niet als iets afzonderlijks zien. Ze worden niet als een externe kracht op een situatie toegepast – we zien alleen de situatie. Kanzeon bestaat niet als een afzonderlijke entiteit. Er is geen afzonderlijk lichaam dat gebruik maakt van de handen en ogen: zij zijn het geheel van het bestaan.
Het wonder van Kanzeon’s barmhartige geest
is als een wolk die verkwikkende Dharmaregen doet neerdalen
en zo het vuur van pijn en hartstocht uitblust.
Als we worden beheerst door hartstocht – of het nu hebzucht, lust, boosheid of angst is – en we dan Kanzeon aanroepen, doorbreken we de kringloop van gedachten die de hartstocht voedt. Als we bijvoorbeeld bevangen zijn door lust, versterken onze gedachten de gevoelens en de gevoelens de gedachten. Door Kanzeon aan te roepen doorbreken we die cyclus. Dan is er een adempauze waarin onze hartstocht misschien op scherp staat, maar in die pauze kunnen we kiezen of we de hartstocht loslaten of niet. Het aanroepen heeft dit hele praktische effect, maar het heeft ook nog een diepere kant. Met het aanroepen wekken we een mededogen op dat veel groter is dan onze eigen geest. Ons roepen wordt beantwoord, maar het is nog steeds aan ons om de hartstocht te laten varen – het roepen maakt het slechts mogelijk.
Kanzeon is de meest verfijnde stem,
een stem die alles in deze wereld omvat.
Het is de stem van Brahma, de stem van de zee,
het is een stem die in al het andere kan worden gehoord.
Laten we Kanzeon daarom altijd in gedachten houden.
Koester nooit twijfel aan de helende Kanzeon
die waarlijk een toevlucht biedt
bij rampspoed, zorgen, dood en verdriet.
Kanzeon verenigt alle deugden in zich, beziet alle leven met liefdevolle ogen
en bezit als het water van de zee
een onuitputtelijke schat aan goeds.
Laten we Kanzeon daarom altijd eren.”
Toen stond de Bodhisattva Jiji op en zei tot de Boeddha:
“Alom vereerde Meester, deze Soetra over de Bodhisattva Kanzeon
zal van onschatbare waarde zijn voor allen die hem horen,
want hier is een leven van bevrijd handelen beschreven.
Dit is het leven van een wezen, dat zich overal ter wereld vertoont
en begaafd is met wonderbaarlijke krachten.”
Toen de Boeddha deze verzen had geuit
en het alomvattende werk van de veelzijdige Kanzeon had uitgelegd,
waren alle vierentachtigduizend mensen die het hoorden
diep geroerd en vol verlangen naar de zuiverste verlichting,
die nergens zijn weerga vindt.
Alleen maar zitten
Dit is een geschikt moment om te bespreken waarom Zen in de regel geen gebruik maakt van oefenvormen zoals meditatie op liefdevolle aandacht en de vele andere oefeningen die erop gericht zijn om gevoelens van compassie te ontwikkelen. Ik twijfel er niet aan dat het cultiveren van gevoelens van mededogen vruchten kan afwerpen en dat een toename van zulke gevoelens tot een veel beter leven leidt. Echter, dergelijk cultiveren is werkzaam als deel van een groter geheel van beoefening dat zoveel meer dimensies heeft. Zen wordt soms omschreven als één enkele praktijk, in de zin dat wij ‘alleen maar zitten’ en er niet naar streven wat dan ook te cultiveren. Onze benadering is het herkennen van de werkelijke aard van wat we al hebben of wat al aanwezig is. Alle wezens zijn al Boeddha, maar we zijn het zicht hierop kwijtgeraakt door misvattingen omtrent onze eigen natuur. De weg van Zen is die van de duik in het diepe, van het volledig aanvaarden van welk gevoel er ook aanwezig is, zonder het weg of anders te willen hebben. Dat houdt in dat we onszelf laten zien wat is, helemaal tot op de bodem, zonder ons zorgen te maken of het wel is wat we behoren te voelen. Zo kan ik bijvoorbeeld handelen vanuit boosheid als ik niet zie wat het is, maar als boosheid werkelijk wordt gezien, is het antwoord mededogen. Als het antwoord niet mededogen is, dan heb ik nog niet ten diepste gezien. Het is dus de weg van Zen om ons door de boosheid mededogen te laten zien en niet om tegen boosheid in te gaan door te proberen mededogen te ontwikkelen.
De inspanning richt zich op de verwezenlijking van de waarheid der dingen, niet op het vinden van een tegengif. Dit is gestoeld op het inzicht dat behulpzame vaardigheden geen afzonderlijke categorie van handelen zijn die naar de waarheid leiden. Binnen Zen zijn behulpzame middelen en de waarheid der dingen één en hetzelfde. In Zen laten we ons door de veranderende omstandigheden die we op ons pad tegenkomen tot een waarachtige respons bewegen, vanuit het vertrouwen in onze Boeddhanatuur. Dit is moeilijk noch eenvoudig; het is authentiek handelen. We benadrukken heel sterk het in acht nemen van de Leefregels tijdens dit proces, want voor we het weten zijn we bezig hebzucht of boosheid te rechtvaardigen.
Hoewel we spreken van het beoefenen van Zen, is het goed om te beseffen dat zazen geen praktijk is zoals andere methoden dat zijn. Indien goed begrepen, is zazen niets anders dan het universum dat zichzelf aanroept en het universum dat antwoordt. Waar boosheid opkomt, roert zich een behoeftige geest die gehoord moet worden. Als we ons ‘horen’ toelaten, wordt de behoefte duidelijk, en als we heel aandachtig luisteren, is het antwoord daar, zonder dat er methoden of theorieën aan te pas komen. Het is onze Boeddhanatuur om respons te geven, want de Boeddhanatuur is ons leven en het leven van al wat is. Ons streven is om ons volledig toe te vertrouwen aan de ogenblikkelijkheid van dit leven. Dit is geen oefenpraktijk. Het is werkelijkheid in het moment van zijn realisering. Met andere woorden, er is mededogen wanneer wij ons er aan toevertrouwen.
Laat me een voorbeeld geven: als je te maken hebt met mensen die vastbesloten lijken om destructief te handelen, kan je al snel boos of gedeprimeerd raken. Als ik dan tegen mezelf zeg dat ik me niet zo zou moeten voelen en ik me het geïdealiseerde beeld van Kanzeon voorhoud, dan kan dat soms helpen, maar soms ook niet. Wat ik moet weten, is hoe ik me verhoud tot de persoon in kwestie en tot de wereld als geheel, en dat vraagt bovenal: weten wat er in mijn geest omgaat. Het beeld van mededogen is hierbij ondersteunend, omdat het me er van kan weerhouden mezelf te veroordelen en het kan een adempauze in een gespannen situatie bieden, maar het gaat verder dan dat. Als ik zodanig verder wil komen dat mijn handelen niet langer gebaseerd is op woede, afweer of hebzucht, moet ik de verlichte natuur kunnen zien. Anders gezegd: ik moet de waarheid kunnen zien van de dingen zoals ze zijn. Als dat gebeurt, is de toestand die de woede opwekt niet langer werkzaam.
Als ik stel dat de basis van mededogen waarheid is, moet ik aangeven wat ik onder waarheid versta. Misschien helpt het om verschillende manieren te onderscheiden om waarheid te begrijpen. De directe perceptie van de waarheid die ik beschrijf is niet hetzelfde als het kennen van de Waarheid met een hoofdletter. Er is geen Waarheid in absolute zin, die gescheiden is en losstaat van relatieve waarheid. Alles van belang ligt besloten in het nu en is direct kenbaar. De Waarheid met een hoofdletter is een abstractie, een construct dat een object wordt om je aan vast te klampen en dan een ideologie wordt: dit soort waarheid hebben we helemaal niet nodig. Echter, directe waarheid is ook niet het antwoord op al onze behoeften. We hebben ook behoefte aan feitelijke waarheid die gebaseerd is op de ratio, inclusief de waarheid die de wetenschap nastreeft, zoals het toetsbare feit dat de aarde om de zon draait. Directe waarheid en feitelijke waarheid zijn niet strijdig; als ze dat lijken te zijn, is dat een teken dat we iets niet zien. Directe waarheid brengt geen feiten voort, maar een ander soort weten dat geen object kent. We hebben op feiten gebaseerde waarheid nodig, maar we hebben nog meer behoefte aan het rechtstreekse kennen van onszelf en de wereld. Dit is het soort weten dat zich voltrekt in zazen, het rechtstreeks, direct ervaren van bestaan. Directe waarheid stelt geen belang in de vraag of de aarde om de zon draait of omgekeerd. En daarom maakt directe kennis geen aanspraak op feitelijke kennis, omdat het niet over dergelijk weten gaat. Het is ook niet hetzelfde als gewone onwetendheid, omdat het gebaseerd is op diep inzicht en een rechtstreeks begrip van onze menselijke staat. Kanzeon is de realisatie van het directe weten dat ons verbindt met de wereld.
Ja
In het begin kost het de meeste mensen veel moeite om te begrijpen wat zazen inhoudt. Geleidelijk aan krijg je een idee waar het over gaat en na verloop van tijd ontstaat er meer en meer stabiliteit, samen met een diepgaand onderzoek van wat het betekent jezelf te zijn. Er wordt iets verworven door de ervaring van regelmatige zazen, geen meetbare kennis, maar een weten dat in de loop van ons leven wordt geverifieerd. De mate van stabiliteit die ontstaat wordt regelmatig op de proef gesteld. Het is dwaas om te denken dat ze absoluut is en tegelijkertijd waken we ervoor om onze eigen beperkingen eraan op te leggen.
Hoe helpt dit directe weten ons dan in die situaties waarin we Kanzeon aanroepen? We houden ons niet bezig met de vraag of Kanzeon wel of niet echt bestaat en ook niet met de vraag of er leven is na de dood, want zulke dingen kunnen we niet direct, hier en nu, weten. De enige mogelijke conclusie van zulke vragen is geloof en niet directe of feitelijke waarheid. Vanuit het oogpunt van direct weten, moeten we het niet-weten verdragen. Dit gaat veel dieper dan een banaal ‘ik weet ‘t niet’. Directe waarheid heeft een bevestiging die ieder idee van weten of niet weten te boven gaat, die zich niet bekommert om morgen, want ‘morgen’ behoort tot het domein van de speculatie. In dit directe weten is er een ‘ja’ ten overstaan van leven of dood. Zulk directe weten, of verlichting, vereist mijn deelname. De bevestiging vindt alleen in die deelname plaats, niet eerder. Zulke deelname is mededogen.
Als ik geconfronteerd word met een aftakelend lichaam en geleidelijk verlies van fysieke en mentale vermogens, vertrouw ik steeds meer op de directe waarheid van de dingen zoals ze zijn. De directe waarheid van hoe de dingen zijn, is niet een aftakelend lichaam en afnemende vermogens – het is alleen dit moment. In dit moment is er diepe volmaaktheid. Het ontkent de staat van lichaam en geest niet, maar er is geen vergelijking met enig ander moment of een andere mate van functioneren, want de volheid van dit moment is zo groot dat er niets anders meer nodig is. Als we dit realiseren, zien we dat we niet hoeven te roepen. Kanzeon is altijd hier.
* * * * *
Origineel: Buddha Recognizes Buddha - The Scripture of Avalokiteswara: the Bodhisattva of Compassion
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Onverdeeld bestaan, hoofdstuk 14
Vertaler: Nanette Idzerda en Michel Tillie