Dharma-onderwijs

H7. Eindeloos oefenen

Het idee van eindeloos oefenen riep vroeger een vorm van milde wanhoop in me op. Ik had het gevoel dat alleen een uiterst heroïsche inspanning, waartoe ik mezelf niet in staat achtte, toereikend zou zijn. Het leek of de eindeloosheid van oefenen betekende dat het doel onbereikbaar was en ik daarom dan maar met minder genoegen moest nemen. Aanvankelijk hebben we misschien goede hoop op verlichting, maar naarmate de tijd verstrijkt en het zich aan ons lijkt te onttrekken, zoeken we een manier om onze beoefening stilletjes voort te zetten zonder al te veel achtergrondruis van wanhoop over verlichting die misschien nooit komt. Het is van belang dat we niet met minder dan het verlangen naar verlichting genoegen nemen. Dat kan soms bijna ondoenlijk lijken en zelfs behoorlijk gevaarlijk, omdat het smeulende gevoelens van onvermogen kan doen opvlammen.

Er leeft een oprechte wens om te oefenen in het hart van eenieder die zijn beoefening al meerdere jaren heeft voortgezet. Erkennen dat deze wens er is – niet uit trots of ego, maar gewoon als simpel feit – is een noodzakelijke stap. De bevestiging, aanmoediging of erkenning die we van anderen krijgen geeft wellicht wat ondersteuning maar uiteindelijk moeten we voor onszelf duidelijk de waarachtigheid van onze wens herkennen. Door dit te doen raken we betrokken – of opnieuw betrokken – bij het proces van ontwaken. Omdat de aanvankelijke nederigheid snel verloren kan gaan in het streven naar ervaringen van verwezenlijking en in de trots die daaruit kan voortkomen, noemt Soto-Zen niet zo nadrukkelijk kensho of satori1 als doelstelling zoals sommige andere tradities dat doen. Tegelijkertijd kunnen we niet aan ontwaken voorbij gaan, het is absoluut noodzakelijk voor het pad. Ontwaken manifesteert zich in onze dagelijkse omstandigheden maar zonder onze diepe en werkelijke betrokkenheid zullen we het niet zien. Uiteindelijk gaat het niet om visioenen of grootse ervaringen. Het is misschien moeilijk te geloven maar in het hart van het ontwaken versmelten ervaring en niet-ervaring tot één geheel. Dus maak je geen zorgen als je niet het soort ervaringen hebt gehad waar je misschien over gelezen hebt. Dat is echt geen hindernis, tenzij je er een hindernis van maakt. Verlichting komt en gaat niet, noch wordt het voortgebracht door een bepaalde ervaring; het is gewoon de werkelijke, levende aard van ons leven, hier en nu.

Het kan helpen om te beseffen dat verlichting niet is wat je denkt. Welke verwachtingen je ook mag koesteren, ze zullen er ver naast liggen. Als we proberen onze blik naar binnen te richten, worden verwachtingen een belemmering. Het is onrealistisch om te denken dat er geen verwachtingen zijn maar we kunnen ze leren herkennen en inzien dat hierin investeren alleen maar zal versluieren wat we zoeken. Dan kunnen we verwachtingen geleidelijk laten vervagen tot iets onbelangrijks. Ontwaken begint wanneer we leren accepteren en hanteren wat werkelijk nu aanwezig is, wat het ook moge zijn.

Grenzeloos oefenen
Aangezien oefening en verlichting één zijn, is verlichting nooit ergens anders – het is nu. Omdat dit zo is, moeten we ons met de volgende vraag bezighouden: “Wat is dit?”. Niet op intellectuele wijze maar door rechtstreeks de aard van onze geest te bekijken. Misschien klinkt zo’n uitspraak ons aanvankelijk vreemd in de oren. Dat zal zo blijven totdat we het serieus proberen, zélfs als we ons erg onzeker voelen over wat we doen. In onze eigen geest kijken betekent het accepteren van dit, ofwel: wat zich nu ook voordoet. Wat is dat? Probeer deze vraag niet rationeel te beantwoorden maar gebruik hem als een wegwijzer op je zoektocht. Op één niveau zijn er voortdurend dingen die komen en gaan maar laat de vraag je nog dieper leiden: welk object ook verschijnt, neem geen genoegen met eenvoudigweg een naam of label. Wat is de werkelijke en onderhavige aard ervan, hier en nu? Het heeft een ongrijpbare kwaliteit; wat is die ongrijpbare kwaliteit? Met deze manier van kijken in de diepte van het huidige moment kun je een begin maken op het pad van ontwaken. Je eigen zazen2 wordt er door aangescherpt, vooral als ze wat sleets is geraakt of is verwaterd door bescheidener aspiraties. Ontwaken heeft geen begin of eind – het is de verwezenlijking van eindeloos oefenen.

Het kan behulpzaam zijn om eindeloos oefenen te zien als grenzeloos oefenen. Onze beoefening heeft een grenzeloze kwaliteit die niet voortkomt uit iets wat we wel of niet doen. We leren deze grenzeloze kwaliteit kennen door te oefenen maar onze oefening creëert deze niet. Deze is er al van voor het begin. Er is een beroemde vraag die hiernaar verwijst: Wat is jouw oorspronkelijke gezicht van voordat jouw ouders geboren werden? Door eindeloze oefening te zien als grenzeloze oefening, kan deze vraag wellicht worden doorgrond. Het pad laat ons al snel zien dat we bereid moeten zijn om de zorgen van ons ego op te geven. Al onze oude grieven, al wat we bereikt hebben, onze hoop en vrees en onze voorliefde en afkeer, al die zaken moeten worden opgegeven. Als je je oefening al een tijd hebt weten voort te zetten, kun je gerust zijn dat je de nodige kracht hebt om te doen wat nodig is. Ik heb ontdekt dat twee aspecten van het pad in onderlinge verbondenheid actief zijn: aan de ene kant beginnen we te zien hoe diepgaand het offer is dat we moeten maken, terwijl we aan de andere kant ook zien – als we dat intuïtieve weten durven toelaten – dat er iets is dat van veel grotere betekenis is dan ons eigenbelang. Als we vertrouwen op wat we diep in ons hart weten wordt dit sterker, sterk genoeg om ons in staat te stellen alles los te laten. Zo’n offer maken we eenvoudigweg door gehoor te geven aan het moment en te doen wat nodig is. Het inzicht dat het onze bedoeling is om met wijsheid en mededogen te geven wat de omstandigheden vragen, geeft ons de middelen om de machinaties van onze angsten en verlangens te doorbreken.

Om een andere dimensie van eindeloos oefenen te onderzoeken wil ik een voorbeeld nemen uit de Platform-Soetra, een werk van Daikan Eno, de zesde Chinese Stamhouder van de Zentraditie. Het verhaal wil dat Daikan Eno onder armoedige omstandigheden ter wereld kwam en geen onderwijs had genoten. Op een dag hoorde hij iemand de Diamant-Soetra reciteren wat in hem de wens deed ontwaken om de waarheid te zoeken. Hij vertrok naar het klooster waar Daiman Konin, de vijfde Stamhouder, abt was. Het was een groot klooster en Daikan kreeg de taak om rijst te stampen. Hij werd niet toegelaten tot de meditatiehal, hoewel de abt in hem iemand herkende met een waarachtige wens. Daiman Konin wist dat hij nog slechts kort te leven had en begon te zoeken naar iemand die hem als zesde Stamhouder kon opvolgen. Hij vroeg de monniken een vers te componeren om uitdrukking te geven aan hun begrip van Zen. Alle monniken dachten dat de hoofdmonnik, Shen Hsiu, de voor de hand liggende keus zou zijn en dus bood niemand een vers aan. Shen Hsiu schreef zijn vers op de muur van een gang waar de abt het zeker zou zien. Het vers luidde:

Ons lichaam is de bodhiboom
Onze geest de spiegel rein
Met zorg reinigen wij hen uur na uur
Voorkomen dat er stof zal zijn

Daiman Konin ried iedereen aan die het vers las dit in praktijk te brengen maar maakte tevens duidelijk dat, hoewel de auteur de poort van verlichting had bereikt, hij er nog niet was binnengegaan. Ondertussen was Daikan Eno druk bezig rijst in zijn vijzel fijn te stampen toen hij een jongen het vers hoorde zingen en onmiddellijk besefte dat het niet de waarheid uitdrukte. Toen hem werd uitgelegd dat de abt de monniken had gevraagd hun begrip tot uitdrukking te brengen, vroeg hij – hoewel hij niet was gewijd en slechts een beginner was – iemand zijn vers naast dat van Shen Hsiu te schrijven. Het vers van Daikan Eno luidde:

Er is geen bodhiboom
Noch houder van een spiegel rein
daar alles leegte is
Waar zou stof kunnen zijn?

Daikan Eno's vers werd door de abt persoonlijk erkend als een ware uitdrukking van de waarheid en hij ging Eno in de rijststamphut opzoeken. Hij sloeg drie maal op de vijzel en Eno begreep dat hij hem moest bezoeken in het derde kwartier van de nacht om de transmissie3, samen met de doorgegeven mantel en kom van Bodhidharma, in ontvangst te nemen.

Shen Hsiu's vers wijst op de noodzaak om ons hart te zuiveren en om in te zien hoe we verstrikt raken door angsten en verlangens en hoe we ze kunnen laten gaan. Als we de spiegel niet schoonvegen, zal er geen werkelijk begrip zijn van dat waar Daikan Eno in het tweede vers naar verwijst. Maar als we alleen het schoonvegen van de spiegel kennen, zullen we nooit het hart van grenzeloos oefenen ontdekken. In het begin moet onze aandacht bij het reinigen liggen. Hoewel we dan wellicht vooruitgang boeken, bereiken we dan ooit het punt waarop we schoon genoeg zijn? Betekent eindeloze oefening dat we moeten doorgaan het stof weg te vegen en voor altijd naar een zuiverheid zoeken die net buiten bereik blijft? Zo denken is als sterven van de dorst naast een heldere bergbeek. Eindeloos zoeken naar steeds hogere niveaus van perfectie is niet hoe ik de betekenis van eindeloze oefening opvat.

Daikan Eno's vers is een radicaal veranderde kijk op het bestaan, die ontstaat als ons besef van de ware aard van het leven ontwaakt. We kunnen deze kijk niet vastgrijpen met het intellect maar door ons te bezinnen op de leer die hij aanbiedt kan een ander perspectief zich openen waarmee we onze inspanningen in zazen beter kunnen richten. Een grondige betrokkenheid bij zazen is noodzakelijk om het werkelijk te gaan begrijpen. Ook zal deze leer geen waarde hebben als we nog niet volledig overtuigd zijn van de noodzaak geen kwaad te doen. Pas als we door onze directe ervaring hebben gezien dat de werkelijkheid de leefregels4 leert, dan zijn we op een punt gekomen om de waarheid van eindeloos oefenen te realiseren.

Verbonden zijn met alles
De werkelijke aard van het leven is ongedeeld of non-duaal. Dat betekent dat het bestaan niet is opgesplitst in dat wat puur en zuiver is en dat wat bezoedeld is. Onszelf volkomen te aanvaarden zoals we zijn is de voorwaarde om dit waarlijk te begrijpen. Om dat te doen laten we zelfs maar de geringste aanvechting varen om ons te verdedigen of te rechtvaardigen in het aangezicht van de waarheid. Toen de vijfde Stamhouder drie maal op de vijzel sloeg, gingen zijn slagen recht door Daikan Eno heen en, omdat hij geen weerstand bood, kon hij de diepste betekenis van eindeloos oefenen bevatten. We hoeven niet te zoeken naar iemand die de vijzel voor ons laat klinken; we richten ons erop niet het geringste af te wijzen noch aan het geringste te hechten. Dit is niet een balans van uitersten. Acceptatie realiseren we niet door ons meer aan te passen aan het ene en minder aan het andere. Er is geen stap waarmee we dichterbij acceptatie kunnen komen, net zo min als we dat kunnen door het stof weg te vegen.

Proberen het stof weg te vegen impliceert hooguit een perfectie die verborgen is. En inderdaad is een veelgebruikt beeld dat van de zon die achter wolken schuil gaat. Het wegvegen van stof is geen verkeerd beeld en toch moeten we het samen met onze verkeerde opvattingen laten varen. Zonder die stap zal onze beoefening geen waarachtige, voortdurende en oneindige beoefening zijn. Als oefening geen einde heeft, heeft het ook geen begin. En dat is meer dan een filosofische kwestie. Ik merk dat wanneer ik de geest ruimte geef om de betekenis van ‘oneindig’, en de onmetelijkheid hiervan, te bevatten, dat het me duidelijk wordt dat voortdurende beoefening het bestaan zelf moet zijn. Zenmeester Dogen benadrukt dit punt en gaat nog verder door te opperen dat eindeloos trainen of voortdurende beoefening niet door iets wordt veroorzaakt. Afhankelijk ontstaan leidt niet tot voortdurende beoefening. Het is eerder omgekeerd zo dat voortdurende beoefening de oorzaak is van afhankelijk ontstaan. Hoe we dit ook begrijpen, voortdurende beoefening heeft een transcendente dimensie die de oefening van het individu verbindt met het gehele universum. Dit is aanvankelijk misschien niet een kwestie van ervaren, maar zulk onderricht, als we het op de achtergrond van onze meditatie laten sudderen, kan ons helpen diepten te onderscheiden die we anders misschien over het hoofd zouden zien.

Eindeloze oefening kan niet worden verkregen omdat het ons ware bestaan is. Dit is het al. Als hebzucht, woede en misleiding in het eindeloos oefenen opkomen, hoeven ze niet langer weggeveegd te worden aangezien ze het opkomen van voortdurende beoefening zijn. Ons individuele bestaan in relatie tot het gehele bestaan is voortdurende beoefening, eindeloze training. Er is geen smet van zelf. Een eik is volledig eik. Ons bestaan lijkt ingewikkelder te zijn maar ook wij geven volledig uitdrukking aan de wezens die we zijn. Door heel goed te kijken naar de uitdrukking van dit moment kunnen we beseffen wat we hebben.

Het vers van Daikan Eno zegt dat alle dingen van het begin af aan leeg zijn. Maar als we iets zoeken dat leegte heet, zullen we het nooit begrijpen. Als we dit moment werkelijk aanvaarden, is er besef dat het in zijn volstrekte afhankelijkheid van elk ander aspect van het bestaan waarachtig leeg van aard is. Het zelf kennen is de wereld kennen. Het zelf is zowel leeg als vol uitdrukking. Net zoals de eik zichzelf uitdrukt, drukt ook het zelf zich uit. We vinden die uitdrukking in het werk dat voortkomt uit de omstandigheden die ons leven vormen. Die omstandigheden die de uitdrukking voortbrengen zijn even direct als die van de eik.

Eindeloze oefening is van nature één met verlichting; verlichting is één met oefening. Als stof opkomt in de geest hoeven we daar niet op te reageren met een oordeel dat een onderscheid maakt tussen zuiver of onzuiver – ook al is dat nog zo subtiel. Door stof te laten zijn wat het is, wordt zijn ware aard gekend. Dit is een uiterst subtiel zien, waar we door ervaring toe komen. Zo’n ervaring komt niet zonder bewuste betrokkenheid, wat een zeer actieve dimensie aan verstilling geeft. Het is waar dat zazen doelloos is en dat we de essentie missen als we er ook maar iets mee zoeken. Maar zazen is allesbehalve een statische of quiëtistische stilheid. Zazen is oneindige beoefening en activiteit is daarin besloten en dus is het aan onze betrokkenheid om de diepten van deze non-activiteit te onderkennen. Wellicht glijden we van tijd tot tijd ongemerkt in een berustende stilheid of creëren we onbedoeld beelden en zien we ze aan voor meer dan ze in werkelijkheid zijn, maar zelfs dit is nog steeds voortdurende beoefening, eindeloos trainen.

* * * * *

Noten:

¹) Kensho, satori: Japanse woorden die 'inzicht in de realiteit van het bestaan' betekenen. Ze worden veelal vertaald met 'verlichtingervaring' of 'ontwaken'.
²) Zazen: zenmeditatie.
³) Transmissie: de (h)erkenning van het inzicht van de leerling door de meester en de bevestiging van het vermogen van de leerling om de Dharma door te geven.
4) Leefregels: zie ook Moraliteit, de leefregels en Zen.

Origineel: Buddha Recognizes Buddha - Endless Training
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Onverdeeld bestaan, hoofdstuk 7
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs

is een dharmaopvolger van eerw. meester Jiyu-Kennett, de oprichtster van de Orde van Boeddhistische Contemplatieven, een westerse boeddhistische orde in de Sõtõ-Zentraditie. Hij was tot 2019 abt van Throssel Hole Buddhist Abbey in Northumberland in Noord-Engeland en onderwijst boeddhisme in het Westen voor meer dan veertig jaar.