Dharma-onderwijs

H1. Onverdeeld bestaan

Er ligt een wezenheid¹ ten grondslag aan het leven die beantwoordt aan mijn menselijke behoefte aan gemoedsrust en innerlijke groei. Deze is niet afhankelijk van visioenen en grootse ervaringen en wijst ze ook niet van de hand. Mijn ervaring leert dat hij slechts langs geleidelijke weg te vinden is en wordt aangetroffen in de schijnbaar alledaagse aard van geest en hart. Het isolement dat voortkomt uit het bestaan als individu leidt mij tot de ontdekking dat het onmogelijk is om binnen de onderlinge verbondenheid van het leven alleen te zijn.

Een vertrouwen dat voortkomt uit de dagelijkse ervaring toont aan dat er voldoende aanwezig is in alles wat zich voordoet. Het huidige moment omvat een juweel dat je niet kunt bedenken of opslaan, maar al buigend kan je ervaren dat er geen gescheidenheid is. Mijn angsten en verlangens werken minder als obstakels en meer als richtingwijzers. Ik heb verdriet als dierbaren lijden of sterven, en ik weet dat er zonder sterfelijkheid geen schoonheid is. Soms wekt de volmaaktheid der dingen zoals ze zijn een diepe rust op, zowel van binnen als van buiten. Dit doet de angst voor de dood verdwijnen en een eenvoudige vreugde opkomen over gewoonweg zijn. Ik ben blij dat ik sterfelijk ben en weet elk moment te waarderen. Het is misschien niet logisch, maar eeuwigheid kan in een moment besloten liggen, ook al is niet elk moment van die aard. Soms ben ik moe en prikkelbaar, twijfel ik aan mezelf en verlang ik naar bevestiging door anderen. En toch, in ieder moment, wat is dat alles meer dan een schaduw die het schouwspel contouren verleent?

Non-dualiteit
Er is een grondbeginsel werkzaam in het hart van leven dat, als men het ziet en doorgrondt, vervulling geeft. Dat is dat het leven – de wereld, de geest, verlichting, de Boeddha, het misleide zelf, alles wat bestaat – onverdeeld is. Voor mij is deze non-dualiteit het hart van het boeddhisme. Als ik in een conflict verkeer of verstrikt raak in de schaduwen van mijn leven, dan is het zazen, de actie van het teruggaan naar de onmiddellijkheid der dingen, die het perspectief biedt waarin acceptatie kan opkomen. Deze acceptatie maakt op zijn minst een aantal van de kwetsbaarheden die mijn lijden vormen zichtbaar. Als deze worden geaccepteerd, wat soms heel wat toewijding vergt, wordt de non-dualiteit van zelf en ander, van training en verlichting, van leven en dood duidelijk. Er is niets om naar te streven. Weten dat het universum niet dualistisch is onthult onze verbondenheid met al wat leeft. We staan in geen enkel opzicht op onszelf; we zetten de wereld niet naar onze hand – we zijn volledig in en van deze wereld. Als dit besef post vat, wordt onze motivatie als vanzelf meedogend en is het onze wens om te doen wat de omstandigheden tonen dat nodig is, voor zover wij dat op dat moment kunnen doorzien. Door te geven wordt ware gemoedsrust verkregen.

Verlichting is hier en nu
Zelfbeheersing is niet de tirannie die sommigen ervan maken, en tegelijkertijd is het moeilijk te zien hoe enige vorm van vrede kan worden bereikt zonder zelfbeheersing, die echter ook zijn grenzen heeft. Ze maakt langzamerhand plaats voor de onverdeelde wens om te geven wat het leven ook vraagt, aangezien geven en niet achterhouden de ware aard van het leven is. Als we geven, wordt in onze behoeften voorzien. Natuurlijk vraagt het leven vaak om terughoudendheid en ik geef daar niet altijd gehoor aan, maar de manier waarop het werkt is in elk geval helder. Leven is moeilijk noch gemakkelijk, het is gewoon wat het is en acceptatie openbaart zijn schitterende aard.

Ik dacht vroeger dat verlichting iets was dat zou komen als ik goed genoeg was en voldoende had getraind, maar die zienswijze weerhield me de tegenwoordigheid ervan in te zien. Hoe zou verlichting iets in de toekomst kunnen zijn als het één en onverdeeld is? Toen ik me serieus over deze vraag begon te buigen, werd de leerstelling van Dogen Zenji dat training en verlichting één zijn tot een belangrijke katalysator. Hiermee werd een moeilijke kwestie opgeworpen die ik moest onderzoeken: "Als training en verlichting één zijn, dan moet verlichting hier en nu zijn, dus waar is het dan?". Er vond een ommekeer plaats en ik zocht niet langer naar wat ik níet had, maar begon diep te kijken naar dit wat is. De vraag kwam hier op neer: "Wat is dit?". Die vraag is geen onderwerp van speculatie, maar betreft het onmiddellijke kijken/zijn dat zazen is. Ik dacht eerst dat verlichting afhing van een bepaalde ervaring, maar dat klopt niet als daarmee wordt bedoeld dat je buiten de verlichting staat totdat er iets gebeurt waardoor je wordt toegelaten. Ik was als een man die omringd door rijkdom huilde om zijn armoede en ik geloofde dat ik berooid zou blijven tot ik, door een of andere voorzienigheid, zou krijgen wat ik zocht. Verlichting is niet de definitieve bekrachtiging van het zelf. Het zelf is niet gescheiden en kan nooit gescheiden zijn van het geheel. Het is ook waar dat er zonder het zelf geen manier zou zijn om het geheel te kennen. Het geheel hangt af van het zelf en het zelf van het geheel. Deze onderlinge afhankelijkheid is zo diepgaand dat zowel zelf als geheel verdwijnen. Daar komen we nooit als we vasthouden aan zelf of geheel.

Niets is gescheiden
De wijze waarop dit alles zich in mijn eigen leven ontvouwde, maakt dat ik de mensgerichte aard van het boeddhisme op waarde ben gaan schatten. Om verlichting een goddelijk tintje te geven of zelfs tot iets Absoluuts te verheffen, komt voor mij niet overeen met een begrip van het universum als non-dualistisch. Dit leven, het universum en heel het mysterie van de geest en het hart, kan niet worden gescheiden, en dus is er niets dat er van boven of van buiten op inwerkt en ook heeft het geen oorsprong buiten zichzelf. We kunnen spreken over werelds zijn, als we verwijzen naar de staat van misleiding waarin je denkt dat het in het leven erom gaat dingen toe te voegen aan het zelf in de hoop je uiteindelijk veilig of voldaan te kunnen voelen. We kunnen ook spreken over de wereld voorbij zijn, in die zin dat we ons niet door die wereldse geest laten beetnemen. De staat van misleiding komt niet tot een einde, zo is mijn ervaring althans, door zekerheid te zoeken in een geloof in iets dat boven of buiten dit leven staat. Het gaat er meer om de ware aard te doorgronden van het leven dat we al leiden. Maar om te geloven dat de eigen visie de hele wereld omvat is wel aanmatigend. Verlichting of Boeddhanatuur is niet in woorden te vatten. Verlichting ligt in de wereld besloten; het is ook transcendent. Met transcendent bedoel ik: verwijzend naar de peilloze diepte van de natuur van dit dat nooit als object kan worden gekend. In die zin onttrekt het zich aan de dualistische geest, maar is daar nooit buiten – in de zin dat er nooit ook maar de geringste scheiding is. Ik zie transcendentie dus niet in termen van een godheid of iets Absoluuts dat van het relatieve gescheiden is. Dat betekent dat niet-verlichting een illusie is. Onze ware aard is verlichte aard en we kunnen daar niet gescheiden van zijn. We zijn ons er hooguit niet van bewust, dus is het nodig te ontwaken. Training is een leven leiden dat verlichting tot uitdrukking brengt – het is geen middel om verlichting te verwerven.

Radicale acceptatie
Dit inzicht houdt ook in dat hoewel het in essentie juist is bescheidenheid te betrachten, we onszelf in geen enkel opzicht als ontoereikend hoeven te zien. Veel mensen die hun weg naar de training vinden, koesteren diepe twijfels over hun eigenwaarde. Deze twijfel is gemakkelijker onder ogen te zien en te aanvaarden in de zekerheid dat je vanaf het eerste begin de Boeddhanatuur hebt. Om die reden is de leer van de eenheid van training en verlichting net zo belangrijk voor beginners als voor degenen met meer ervaring.

Bevestiging is prettig om ons op weg te helpen, maar het besef van onze verlichte staat moet nog wel ontwaken. Wat zijn dus de implicaties voor het pad van training als het doel al hier is? Het is noodzakelijk om in diep vertrouwen stil te zitten. Er is veel vertrouwen nodig om ons niet te laten leiden door onze angsten en verlangens, maar om juist recht in hun hart te kijken. De impuls die ons doet ontwaken ligt al besloten in de omstandigheden als zodanig. Deze impuls wordt voortgebracht door onze radicale acceptatie. We hoeven niet te wachten op een bijzondere omstandigheid of geestesgesteldheid. Als er haat opkomt, zit dan in het hart van de haat; als er liefde opkomt, zit dan in het hart van de liefde – zonder er iets aan te willen veranderen. We vormen haat niet om in liefde, maar laten alles wat opkomt gewoon dit zijn. Dit staat voor de ware aard der dingen zoals ze zijn, als er niets wordt toegevoegd of weggehaald. De radicale acceptatie van dit onthult de ware aard ervan.

Als we boos zijn, voelen we ons vaak ook gekwetst of kwetsbaar. Radicale acceptatie betekent hier middenin zitten zonder de boel verder op te poken. Het kan een tijd duren voordat we stoppen met oppoken, maar als het zover is, ervaren we het mededogen dat innig met ons bestaan verbonden is. Het leidt tot niets om boosheid te veroordelen. Dat is het pad van dualiteit waarop alles bij goed of kwaad wordt ingedeeld, verlicht of niet verlicht. Ook boosheid is Boeddha, maar we moeten eerst leren hoe we daar bij kunnen blijven voordat we haar Boeddhanatuur kunnen zien. Als boosheid de kans krijgt zich te tonen zoals ze werkelijk is, onthult ze welke richting we op moeten. Misschien zou het beter zijn helemaal niet boos te worden, maar als we eenmaal boos zijn, laat de boosheid ons zien wat er nodig is. Als we werkelijk kunnen zien, zien we dat alles precies bevat wat nodig is. Werkelijk zien betekent openstaan voor onze eigen kwetsbaarheid. Mijn boosheid kan pas een Boeddha zijn, als ik alle verzet opgeef. En dan kan het nog een hele tijd duren voordat ik al haar oorzaken kan zien.

Leefregels
Radicale acceptatie is het opkomen van de Leefregels, niet als een bijkomend element, maar heel direct als de aard der dingen. De Leefregels zijn een manier om de onderlinge verbondenheid van alle vormen van bestaan te omschrijven. We kunnen niet gescheiden van het geheel bestaan. We ontdekken onze individualiteit als we opgroeien, maar we moeten ook onze verbondenheid ontdekken. We zijn tegelijkertijd individueel én verbonden met alles wat is. Als we alleen weet hebben van onze individualiteit, vergroot onze verwrongen blik ons lijden. Als we boos worden, trekken we ons terug in een individualiteit. Zitten in zazen geeft het directe inzicht dat we onafscheidelijk zijn. Als er geen verdeeldheid in ons is, volgen we de Leefregels omdat er niets is dat niet 'ik' is, omdat ik alles ben dat is. Het 'ik' verliest zijn betekenis van iets aparts. Zelfs als we haten, zoeken we eigenlijk onze verbondenheid, en onze acceptatie van de haat laat ons dit onmiddellijk zien – dat is precies waar we de Leefregel "dood niet" vinden. We doen alleen kwaad als ons besef voor de werkelijke aard van de dingen niet is ontwaakt.

Mededogen
Zitten en radicaal accepteren wat er opkomt vergt heel wat meer dan op het eerste gezicht lijkt. Het is een uiterst zelfloze respons, waarin geen plaats is voor uitvluchten, zoeken naar bevestiging of voor beschuldigen of rechtvaardigen. Hoe werkt het dan? In mijn geval – en dat geldt wellicht voor de meeste mensen – werkt het door het keer op keer niet te doen, en toch door te gaan met alle toewijding die ik op kan brengen en zazen zo goed mogelijk te blijven beoefenen. En toch is het niet iets wat we 'doen', want mededogen is altijd alleen maar in het huidige moment. Er wordt geen resultaat bereikt dat we mee kunnen nemen. Er bestaat geen kosmische opslagplaats van waaruit de verspreiding van mededogen plaatsvindt; mededogen is al aanwezig in de dingen zoals ze zijn. Mededogen is die impuls die ons leidt naar ontwaken, en het accepteert volledig en totaal elk deeltje van wat we zijn. Hoewel we van Avalokiteshwara spreken als de Bodhisattva van mededogen, is zij geen godheid. De werkelijkheid is de ware Avalokiteshwara.

Er valt niets te bereiken
Als we in zazen zitten om iets te bewerkstelligen – wat dan ook – missen we het wonder ervan. Ik noemde aan het begin de vredige rust die met radicale acceptatie komt, maar als die vredige rust de reden wordt om te trainen, dan wordt deze op slag tot een illusie. Het is zo gemakkelijk je vast te klampen aan vrede en rust en er een bevestiging van jezelf van te maken. Radicale acceptatie van de non-dualistische aard van het leven betekent dat er niets is om ons aan vast te houden. We moeten ons idee loslaten van het pad als een reis van een staat van misleiding naar een staat van verlichting, want zodra er iets wordt 'verworven', verwordt dit tot een bevestiging van degene die op reis is. Het denkbeeld iets bereikt te hebben is net zo'n hindernis als het denkbeeld niets bereikt te hebben. Er valt niets te bereiken, geen doel en geen pad, en toch is het nodig om te zeggen dat er ontwaken is en dat er de vruchten van verlichting zijn. We erkennen de noodzaak van het ontwaken, want over iets te beschikken en het niet te verwezenlijken is een verschrikkelijk verlies. Het zou daarom kunnen lijken dat ontwaken het doel is. Waar het bij ontwaken in het moment echter op neerkomt, is niet de ervaring van gisteren, maar de verwezenlijking van wat nu hier is. We kunnen alleen ontwaken: ons voornemen om te ontwaken is alleen maar uitstellen. Ontwaken is onmiddellijk, zonder enige tussenstap. Het is de moeite waard om dit heel zorgvuldig te onderzoeken.

De geest van het hier en nu
Er wordt soms terecht opgemerkt dat we om te ontwaken de geest die de weg zoekt moeten ontwikkelen. Dit is de geest van de dingen zoals ze zijn, de geest die van nature gehoor geeft aan wat nu nodig is en die doet wat gedaan moet worden, omdat hij in het hier en nu leeft. De geest die de weg zoekt bekommert zich niet om bevestiging van zichzelf.

Er ontstaat vaak een kloof tussen het voornemen om te trainen en het gewoon doen. Die kloof wordt gevuld met opvattingen over onszelf en met onze hoop en vrees. Het is tot nu toe mijn ervaring dat dit alles niet zomaar vanzelf verdwijnt. Maar als je kan accepteren dat het slechts om natuurlijke bewegingen van de geest gaat die samenhangen met het bestaan als individu, dan is er geen bezoedeling. "Wat dan nog?" is de beste reactie. Zolang we ze niet voeden, is hun opkomen niet anders dan dat van enig ander ding in het bestaan. Zazen is niet een afwezigheid van gedachte, gevoel, waarneming of wil, maar het ontwakend besef van hun leegte. Dat geldt tevens voor doel en pad. Een heel goed advies is om nooit te geloven dat je ooit verloren was en om nooit te aarzelen te doen waarvan je weet dat het nodig is.

Liefde en dankbaarheid
Ontwaken is liefhebben en in dat liefhebben verdwijnt de vermoeiende behoefte om onze meningen en opvattingen in stelling te brengen en te verdedigen. En het is juist daar dat zich een onvergelijkbaar inzicht openbaart. We moeten door persoonlijk ervaren ontdekken hoe dat inzicht, ons vertrouwen en onze intelligentie met elkaar verbonden zijn. Voor mij zijn woorden en de inspanning om uitdrukking te geven aan de waarheid nog steeds een diepe noodzaak in de training. Ontwaken zonder uitdrukking te geven aan dat ontwaken zou een tegenstrijdigheid zijn. De worsteling om de woorden te vinden en de worsteling om de vorm voor ons leven te vinden zijn één en dezelfde worsteling. Ik vind het belangrijk vast te stellen dat de manier waarop we training en verlichting voor onszelf en voor anderen tot uitdrukking brengen wordt beïnvloedt door onze eigen existentiële behoeften. Die behoeften kunnen tot tal van vergissingen leiden, maar als we ons daar innig mee verbinden maken ze een weerklank van onvervalste eigenheid hoorbaar. Hoe we de waarheid aan onszelf en aan anderen overbrengen, dienen we te onderzoeken met welwillendheid, zorg en intellectuele grondigheid. Voor mij is dit een onderdeel van wat het betekent het hart te zuiveren.

Het is zo gemakkelijk om een wereld van lijden op te roepen, en zodra dat eenmaal is gebeurd is het zinloos te proberen die wereld weer weg te denken. De remedie is om die wereld zich helemaal te laten ontvouwen en alle deeltjes ervan volledig aan het licht te brengen. Door er niets aan te veranderen, is die wereld net zo doorschijnend als de hemel. De toetssteen is de afwezigheid van beklag. Er is het werk van alledag dat zich aandient en een diepgevoelde dankbaarheid bij het voortgaan.

Noten:
Ad¹. Wezendheid, volgens het Instituut voor Nederlandse Lexicologie:
1. Wezen; essentie.

  • Metafysisch zijnsbeginsel van een verschijnsel in de stoffelijke, waarneembare werkelijkheid. Concr. en met mv.
  • Metafysische zijnsgrond als zodanig; het hoogste zijn waaraan alle andere vormen van zijn hun bestaan danken, en dan met name in religieus perspectief met betrekking tot God of het Goddelijke.

2. Iets dat wezen bezit; een bestaand ding; iets dat bestaat; entiteit.
3. Het bestaan; het zijn; existentie.

Origineel: Buddha Recognizes Buddha - Undivided Existence
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Onverdeeld bestaan, hoofdstuk 1
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs

is een dharmaopvolger van eerw. meester Jiyu-Kennett, de oprichtster van de Orde van Boeddhistische Contemplatieven, een westerse boeddhistische orde in de Sõtõ-Zentraditie. Hij was tot 2019 abt van Throssel Hole Buddhist Abbey in Northumberland in Noord-Engeland en onderwijst boeddhisme in het Westen voor meer dan veertig jaar.