H5. Vertrouwen
Vertrouwen, dat tot uitdrukking komt in onze wens, stelt ons in staat verlichting te realiseren. Maar we moeten wel begrijpen dat echt vertrouwen niet het tegendeel is van twijfel, want vertrouwen sluit twijfel niet uit. Het gaat er veeleer om dat we bereid zijn om de twijfel volledig zichtbaar te laten worden, samen met ieder ander ding in het universum.
Vertrouwen biedt nergens weerstand aan, aangezien het voortkomt uit verlichting zelf. Alhoewel dat geweldig klinkt, kunnen we in de verleiding komen om te denken dat, het volstrekt voorbij gaat aan onze ervaring en dus irrelevant is voor onze beoefening nu. Ik hoop dat dit hoofdstuk zo’n veronderstelling zal ontregelen en kan aantonen hoe het vertrouwen dat voortkomt uit verlichting vanaf het begin werkzaam is in de training, en dat het proces van het onderkennen hiervan hetzelfde proces is als ontwaken. Vertrouwen en ontwaken zijn niet twee.
Ogenblikkelijke bewustwording
Ik denk dat het voor iedereen opgaat dat beoefening een stapsgewijs proces is. Tegelijkertijd stelt de leer van onze traditie dat de geleidelijke, stapsgewijze benadering van beoefening in het begin voldoende mag lijken, maar na een tijdje beseffen we dat dit nooit naar verlichting in dit leven kan leiden. Er was niets geleidelijks aan het moment waarop Shakyamuni Boeddha de morgenster zag of het moment waarop hij een bloem ophield en Makakashyo glimlachte. Shakyamuni’s onderricht op dat moment zou een richtlijn voor ons moeten zijn voor hoe we vertrouwen kunnen begrijpen. De betekenis van de bloem is ogenblikkelijke bewustwording, of bewustwording zonder tussenstap van tijd of ruimte. Het is zeer belangrijk geen onderscheid aan te brengen tussen geleidelijke beoefening en ogenblikkelijke bewustwording, alsof we zouden moeten kiezen tussen het een en het ander. En, zoals de Lotus Soetra aangeeft, als we alleen geleidelijke beoefening hebben, zullen we het Boeddhaschap pas na vele kalpa’s bereiken, en een kalpa is een onvoorstelbaar lange tijd. We hebben vertrouwen nodig om te begrijpen wat Boeddha bedoelde toen hij de bloem ophield.
Wat is het dat ons er überhaupt toe brengt om de waarheid te zoeken? Dit is een belangrijke vraag en we kunnen er beter niet te theoretisch over doen. We willen meer mededogen ontwikkelen, eerlijker zijn, onszelf niet voor de gek houden of in een fantasiewereld leven. Als we dit willen realiseren is het van belang om deze wens te erkennen. Onze wens om te trainen kan zwak en wispelturig lijken, maar als we leren om hem te zien voor wat hij werkelijk is, zullen we ontdekken dat er niets aan ontbreekt. Als we kijken met de geest van vertrouwen, is er geen ontoereikendheid en ook geen gevoel van trots. De geest van vertrouwen is de geest van zazen. Het onderzoeken van wat ons naar de training voert is geen intellectueel proces, maar een diep erkennen van onze natuur. Toen Shakyamuni Boeddha een bloem ophield, onthulde hij de realiteit zelf. De glimlach van Makakashyo was realiteit die gehoor gaf aan realiteit. Onze wens om te trainen is als de glimlach van Makakashyo, een gehoor geven van realiteit aan realiteit; met andere woorden, het is Boeddha die gehoor geeft aan Boeddha. Je moet niet zeggen dat je niet Boeddha bent. De geest van vertrouwen vraagt zich niets af. Deze gaat het oordelen voorbij en is alleen maar.
Zelf onderzoeken
Zij die het pad van Boeddha volgen worden aangemoedigd zelf onderzoek te verrichten, ongeacht hoe verheven de bron van autoriteit mag zijn. Maar tegelijkertijd is het ook dwaas om de leer van de Dharma te miskennen die recht voor je neus staat. Soms kan dat moeilijk zijn, maar ermee blijven werken is ook een aspect van vertrouwen. Iedereen vindt training een uitdaging, doorgaan is een essentieel aspect van vertrouwen en dergelijk vertrouwen kan worden gevoed of ondermijnd al naar gelang de keuzes die we maken. De aanwezigheid van twijfel, als die werkelijk gegrond is, kan ons ertoe bewegen om duidelijk te maken wat waar is. Voor mij is vertrouwen geen kwestie van het voor waar aannemen van een lijst met stellingen over de Boeddha, mezelf of de wereld. Echter, ware Dharmaleringen komen voort uit de ervaring van degenen die één zijn met verlichting. Dus om ze zomaar aan de kant te schuiven, omdat het niet overeenkomt met ons begrip, is verloren raken in een geïsoleerd zelf. Ze voor waar aannemen als geloofsartikelen is ook niet de bedoeling, aangezien ze – diepgaand als ze zijn – voor de luisteraar die de innerlijke ervaringen waaruit ze voortkomen niet deelt, ideeën zijn over de aard van waarheid en niet waarheid zelf. We merken dat we ze noch kunnen uitspugen noch kunnen doorslikken en midden in die impasse kan vertrouwen worden gerealiseerd door door te gaan.
Als we pijn hebben, grijpen we al gauw wat dan ook waarvan we geloven dat het ons kan helpen. Gelovigen zijn vaak niet in staat om te zien in welke mate hun overtuigingen het resultaat zijn van hun eigen pogingen om pijn te ontlopen. Het is niet ongebruikelijk dat we juist dat geloven wat we graag willen geloven. Een dergelijk geloof is geen geloof of vertrouwen in de ware zin, maar het is een staat die ik uit eigen ervaring heel goed ken. Omdat het leven zo ingewikkeld is, wordt dit soort geloof een warboel en vermengt het zich met waarachtige vormen van geloof en vertrouwen. En het is heel behulpzaam om in te gaan zien waar het geloof wordt gedreven door het verlangen naar veiligheid, acceptatie of wat dan ook. Dit onderkennen ondermijnt waarachtig vertrouwen niet; in tegendeel, het versterkt het. De waarheid is altijd de beste optie.
Zolang geloof of vertrouwen nog steeds gaat om de vraag of zoiets als Boeddhanatuur wel of niet bestaat – of dat ik wel of niet Boeddhanatuur heb – is het nog geen werkelijk vertrouwen. Vertrouwen is zonder enige terughoudendheid het rijk van Boeddha binnentreden. Op basis van wilskracht alleen lukt ons dat niet, maar het gebeurt ook niet zonder dat er iets aan onze kant in beweging komt.
Sumeru-altaar
Eerwaarde meester Jiyu gebruikte de traditionele vorm van een Soto-Zenaltaar om de noodzaak van vertrouwen toe te lichten. Zo’n altaar heeft drie treden die van de vloer omhoog leiden, dan volgt een verticaal deel en vervolgens drie omgekeerde, overhangende treden tot aan het platform waarop de Boeddha zit. Zo’n altaar wordt een Sumeru-altaar genoemd, naar de berg Sumeru, de berg van bestaan. De eerste drie treden geven de schijnbaar simpele beginfase weer waarin we te horen krijgen hoe we moeten mediteren, beginnen met het bewust proberen een moreel verantwoord leven te leiden en dan ons hele leven richten op verlichting. Om zover te komen is geen geringe prestatie, maar voor degenen die werkelijk tot ontwaken willen komen en bereid zijn er alles voor te doen is dit niet voldoende. Zolang we nog streven naar Boeddhaschap is er onvermijdelijk een afstand tussen onszelf en ons doel. Juist dat zoeken naar Boeddhaschap geeft aan dat we in een staat van onwetendheid verkeren. De wereld zien als opgedeeld in onwetendheid en verlichting betekent per definitie dat we onwetend zijn. Er lijkt geen uitweg te zijn uit deze impasse. Juist het actief proberen dieper door te dringen verhindert dat we ons verder ontwikkelen. Deze situatie wordt weergegeven door de overhangende treden van het altaar – het lijkt of er geen enkele manier is om ze te beklimmen.
Een andere manier waarop we dit kunnen ervaren is als we onszelf proberen los te laten in zazen. Juist door dit proberen wordt hetgeen we proberen los te laten alleen maar substantiëler. Dit dilemma is onontkoombaar als we onze training zien als een pad naar perfectie. We worden misschien wel beter, maar we worden nooit perfect. Daardoor zullen we misschien concluderen dat we er niet kunnen komen in dit leven en ons dan schikken in onze teleurstelling door een manier van leven te zoeken die ten minste draaglijk is. Het is verleidelijk om ons af te sluiten van de leringen die deze stagnatie verstoren, de leringen die verwijzen naar verlichting als zijnde werkelijk en aanwezig, en die ons uitdagen verwezenlijking als een reële mogelijkheid te zien. Het kan heel gevaarlijk aanvoelen ons voor deze mogelijkheid open te stellen, want we zijn bang voor de gevolgen van falen. En wellicht moeten we ook nog andere gevaren onder ogen zien. Waar wij bang voor zijn is misschien iets anders dan waar een ander bang voor is, maar we hebben allemaal onze angsten. In wezen zijn we bang voor lijden. Dat kan isolement zijn, vernedering, verdriet, leegte, dood, leven, lichamelijke pijn, anderen kwetsen of wat dan ook. Zulke angsten brengen strategieën voort waarvan we hopen dat ze de objecten van onze angst zullen afwenden. Een voorbeeld is onze angst voor isolement en dus vermijden we een band met anderen aan te gaan, omdat we bang zijn dat de ander ons op een dag in de steek zou kunnen laten. We denken dat we liever alleen zijn dan de pijn onder ogen te moeten zien van een scheiding die hoort bij het liefhebben van een ander. Door te proberen onszelf te beschermen leven we uiteindelijk maar voor de helft. Een ander voorbeeld is het met volle kracht najagen van een relatie met een ander, als dat gedreven wordt door de angst om ons schijnbare alleen-zijn onder ogen te zien. De verwikkelingen die voortkomen uit door angst gedreven lijden zijn eindeloos. Door waarachtig in meditatie te zitten, kunnen we ons niet vasthouden aan enige verdediging tegen lijden. Het is een diepgaande en essentiële daad van vertrouwen om ons lijden werkelijk onder ogen te zien.
Zitten zonder twijfel
Onze angsten lossen uiteindelijk op als we ophouden naar iets te zoeken. Daarmee stoten we door naar inzicht, en na inzicht is er het leven van Boeddha dat geleefd wil worden. Je zult naar iets anders blijven zoeken zolang je je eigen schat niet kent, en je kunt je eigen schat niet kennen totdat je je angsten recht in de ogen kijkt. En weer botsen we tegen de overhangende treden aan. De eigenschap die ons in staat stelt dit alles te doen, is vertrouwen.
Als we eenmaal onze wens om te trainen erkend hebben, kunnen we misleiding en verlichting uit ons hoofd zetten. In onze traditie begint en eindigt het pad in verlichting. Met andere woorden: er is geen pad in de conventionele zin, omdat verlichting niet iets is dat verworven kan worden, aangezien we er nooit van gescheiden kunnen zijn. Het ‘pad’ van zazen is uitdrukking geven aan dat wat we werkelijk zijn, of anders gezegd, het betekent gewoon zitten zonder naar verlichting te streven. Op die manier zitten is vertrouwen en uitdrukking geven aan vertrouwen – vertrouwen wordt verwezenlijkt in plaats van verworven. Dat betekent dat vertrouwen geen product is van enig proces. We kunnen niet op een of andere manier iets doen wat onze voorraad vertrouwen doet groeien tot een omslagpunt is bereikt waarop we verlichting realiseren .
Het essentiële punt is om te vertrouwen dat we ons al in de wereld van verlichting bevinden en te zitten zonder twijfel. De praktische verwezenlijking hiervan is zitten in totale acceptatie. Dit is zo omdat zitten al verlichting is. Zitten zonder twijfel betekent het volledig accepteren van twijfel, angst, boosheid, liefde en wat verder ook op moge komen. Als twijfel volledig wordt aanvaard, is er alleen maar zitten, in alle opzichten een uitdrukking van vertrouwen. Dan zijn er geen obstakels meer; er is geen scheiding tussen Boeddha’s en levende wezens. We zijn geen Boeddha’s noch zijn we iets anders dan Boeddha. Zulke benamingen verliezen alle betekenis. Hier is het universum niet met enig doel. Het is compleet zoals het is. Midden in het hart ontwaakt het besef van wat goed is om te doen voor dit specifieke wezen, op deze specifieke plaats. Een levende Boeddha is een actieve Boeddha, een zittende Boeddha. Dergelijk zitten omvat alle activiteit.
Dit soort weten is weten door vertrouwen. Het is geen kwestie van overtuigd zijn, maar een realisatie van de waarheid voorbij ‘is’ of ‘is niet’. We moeten het zoeken, naar wat dan ook, opgeven en zitten met heel de intensiteit van ons leven. Daar komen en gaan gevoelens, beelden of visies, daar is de wereld veranderlijk, terwijl de waarheid is dat niets is geboren en ook niet sterft. Uiterste aanvaarding van deze onbestendigheid voert ons voorbij ‘waar’ of ‘onwaar’ naar het zijn van dit dat geen begin of einde heeft. Dat zijn is doorlatend en zonder verdediging, gaat voorbij geven en ontvangen. Met het opkomen van elke gebeurtenis en van alles wat daarmee wordt ontvangen word ik vervolledigd en vervolledigd de wereld in mij.
Hoe hebben we vertrouwen? Gewoonweg zitten.
Origineel: Buddha Recognizes Buddha - Faith
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Vertrouwen, hoofdstuk 5
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs