Boeddhanatuur of Wat is dit dat aldus verschijnt?
Ik wil graag het een en ander zeggen over wat Dogen schrijft over Boeddhanatuur want als ik me afvraag wat goed is om te doen, hoe te reageren en hoe in deze wereld te leven, dan is het goed om mezelf eerst af te vragen wat het meest fundamentele en daarmee de echte basis is. Wanneer we dat correct begrijpen dan verschijnt de juiste actie vanzelf. We worden dan niet als het ware met elke wind meegenomen. Er is dan dat wat stabiel kan zijn. Ik zal niet zijn hele hoofdstuk Busshō (Boeddhanatuur) in twintig minuten gaan behandelen – het is één van de meest gecompliceerde hoofdstukken uit de Shōbōgenzō – maar ik wil wel wat zeggen over een paar belangrijke punten in deze tekst en die verbinden met hoe we op de uitdagingen van deze huidige tijd kunnen reageren.
Dogen begint dit hoofdstuk met een korte passage uit de Nirvana Soetra: ‘Alle bewuste wezens hebben Boeddhanatuur. De Thatāgata1 verblijft eeuwig zonder verandering’. En dan volgt een hele paragraaf waarin Dogen zegt dat dit het grote onderricht van de Boeddha Shakyamuni is dat van meester tot discipel is doorgegeven tot de tijd waarin hijzelf leefde. Vervolgens wijzigt hij een deel van die passage wat typisch is voor hoe Dogen schrijft over de Dharma. Hij verandert ‘Alle bewuste wezens hebben Boeddhanatuur’ naar ‘Alle bewuste wezens zijn Boeddhanatuur’. Er is een fundamenteel belangrijke reden waarom Dogen dit doet. Wanneer we Boeddhanatuur als iets in onszelf zien hebben we niet begrepen wat Boeddhanatuur is. Zolang er twee dingen zijn, mijzelf en de Boeddhanatuur in mij, of om het anders te formuleren mijn ‘dubieuze’ kant en mijn ‘goede’ kant, of de kant van mij die zichzelf in van alles ongebreideld verliest en de kant van mij die daar wat aan wil doen, zolang er twee zijn is het niet Boeddhanatuur. Of anders gezegd we hebben dan geen helderheid over wat Boeddhanatuur is.
Dogen vervolgt dan door te zeggen dat wanneer Shakyamuni zegt ‘Alle bewuste wezens hebben Boeddhanatuur’ deze uitspraak de machtige leeuwenbrul van Shakyamuni Boeddha is en de grote bekendmaking van de Dharma. ‘Dit is de Boeddha’s tong die het universum vult’. Dit laatste is een citaat uit de Lotus Soetra. In één van de laatste hoofdstukken van deze Soetra wordt gesproken over de Boeddha’s tong die het universum vult, een nogal vreemd beeld maar één die in ons kan resoneren als we de tong zien als de Dharma die het universum vult, de uitdrukking van de Boeddha’s leer die in dit moment het universum vult. Waarom? Omdat er geen twee dingen zijn. Wanneer we Boeddhanatuur overdenken zijn er geen twee dingen. Er is geen enkel ding dat in relatie staat tot een ander ding, waar ook in dit universum. En daarom staat er ook geschreven dat niets in het universum verscholen is. Niets is verscholen omdat geen enkel ding voor een ander ding kan staan. Er zijn geen twee dingen!
Natuurlijk, ik kan me gaan verschuilen in de klerenkast en in die zin kunnen we de wereld begrijpen als een plek waar dingen verscholen kunnen zijn. Maar wat we moeten begrijpen is hoe het mogelijk is dat er geen twee dingen kunnen zijn en dat niets werkelijk verscholen is. Hier wordt door het begrip Boeddhanatuur naar gewezen. Dogen zegt dat de uitspraak van de Boeddha dat alle bewuste wezens Boeddhanatuur hebben zijn uitleg is van ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’. Dit is een citaat uit een beroemd vraaggesprek tussen Huai-jang2 die Hui-neng bezoekt en Hui-neng vraagt waar hij vandaan gekomen is. Huai-jang antwoord “Van Sung-shan”. Hui-neng vraagt vervolgens “Wat is dit dat aldus3 verschijnt?”
Wanneer we in de wereld zijn, zijn er geen twee dingen. ‘Wat is dit dat aldus verschijnt’ is ‘Alle bewuste wezens hebben Boeddhanatuur’. Er zijn geen twee staten; één van onwetendheid en één van verlichting. Als iemand onwetendheid aan de dag legt, dan is het vanuit het standpunt van Boeddhanatuur, vanuit ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’ geen onwetendheid noch verlichting. Het is ‘Dit dat aldus verschijnt!’. Het kan alleen maar dit zijn dat aldus verschijnt. Er zijn twee dingen hier. Als we willen dat het anders is, creëren we iets dat overbodig is en eigenlijk meer dan overbodig, we creëren een illusie. “Ik wil dat dit anders is!”. Er is dan meteen een veelvuldigheid aan problemen. Er is dan een ik en een situatie, dus twee. Er is een situatie zoals ik denk dat het is en een situatie zoals ik die graag wil hebben of waarvoor ik bang ben dat het zo zal zijn. Ook weer twee!
‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’gaat meteen aan dit alles voorbij. Er is hier zelfs geen ik en een situatie. Het verschijnen van dit zoals het is, is niet verdeeld tussen mijzelf en wat ik ervaar. Dus als we willen weten wat het is dat aldus verschijnt, is het eerste wat nodig is het op een diep niveau loslaten van onszelf. Het is niet simpelweg “Ik zal onzelfzuchtig zijn!”. Dat is een goede start maar als ik onzelfzuchtig ga zijn dan ben ik nog altijd verstrikt. Er is dan nog altijd een ik die onzelfzuchtig is en wellicht houd ik dat een tijdje vol maar naar verloop van tijd is er dat stemmetje “En ik dan!”. Er komt dan een tijdstip waarop onze poging om perfect te zijn mislukt. Er is een zekere zienswijze waarin we perfectie zoeken in de betekenis van dat we proberen en opnieuw proberen. En inderdaad tot zekere hoogte verbeteren we onszelf hierdoor. Dat is inderdaad de Dharma, de Boeddha’s tong. We komen nergens als we niet bereid zijn om onszelf te verbeteren, het is essentieel. Maar we moeten ook zien dat er iets meer is dan dat want in die zienswijze van zelfverbetering is er een doodlopend einde. Want hoe goed is goed en hoeveel is genoeg? Hoever kunnen we gaan?
Boeddhanatuur is de verandering van zienswijze: er zijn geen twee! Er is geen ‘ik en de wereld’, ‘ik en de situatie’ en niets dat ten dienste staat van mijzelf. Er is alleen dit dat aldus verschijnt. In Dogens beschrijving van Boeddhanatuur verheldert hij o.a. wat Boeddhanatuur niet is. Drie dingen zijn behulpzaam om te onthouden. We zien onszelf als een tijdelijk zelf; ik ben geboren, ik leef voor een bepaalde tijd en ik zal sterven. Dit wezen dat ik ben heeft een zekere continuïteit. Dogen zegt hierover duidelijk dat dit niet Boeddhanatuur is. We kunnen ook denken aan een wezen buiten de tijd, een onvoorwaardelijk wezen dat niet geboren is, niet zal sterven en buiten, boven en voorbij de tijd staat, m.a.w. een transcendent wezen. Dogen is helder over het feit dat dit ook niet Boeddhanatuur is. We mogen als menselijke wezens denken dat we de goddelijke vonk in ons hebben, m.a.w. een Boeddhanatuur die zich in ons manifesteert. Er is de zienswijze dat er het hogere en het lagere is en wat we waarlijk zijn is een uiting van het hogere is in deze wereld. En ook dat is niet Boeddhanatuur. Een doel dat Dogen hier nastreeft, in zekere zin een filosofische doel, is het betwisten van onze denkwijzen. Maar het gaat ook veel dieper.
Er zijn verschillende wijzen waarop we onszelf zien en begrijpen en wat Dogen probeert te doen is duidelijk te maken dat hoe we onszelf ook zien en begrijpen, dat is niet Boeddhanatuur. Als we zoeken naar een bepaald gevoel van wie ik ben en hoe ik in relatie sta met de wereld en daarin een zekere mate van steun of troost proberen te vinden, tja, misschien vinden we dat of misschien niet. Maar het is niet Boeddhanatuur. Er is hier een andere zienswijze mogelijk. Het is niet makkelijk om te begrijpen en het vraagt echt onderzoek om het te doorgronden. Het zelf dat we denken dat we zijn is niet het echte zelf, Boeddhanatuur. We kunnen dichter bij het begrijpen van Boeddhanatuur komen door de ideeën die we hebben over onszelf los te laten en naast ons neer te zetten. En vaak is dat niet meer dan een kwestie van opmerken hoe en wanneer we een gevoel van zelf creëren. Als we een gevoel van kwaadheid ervaren zullen hiervoor allerlei redenen zijn maar merk eenvoudigweg op hoe we onszelf dan als een ‘kwaad ik’ zien. ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’ is niet een soort kogelvrij vest waardoorheen de kogel van kwaadheid niet heen gaat. De toestand die zich voordoet is de toestand van Boeddhanatuur. Er zijn geen twee dingen. Dus zonder onszelf af te wenden, af te scheiden, te rechtvaardigen of wat dan ook, ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’ is het geheel aan wat werkelijk aanwezig is in dat moment. Het ‘dit dat aldus verschijnt’ is de totale werkelijkheid van dat moment, ongeacht of dit nu in ons oordeel goed of slecht is. Als we niet gevangen zitten in de zienswijze waarin we toevlucht zoeken in een afgescheiden zelf, dan openbaart het verschijnen van de werkelijkheid in dit moment, het ‘dit dat aldus verschijnt’ zijn ware natuur. Als kwaadheid verschijnt dan openbaart de kwaadheid zijn ware natuur en dat zal niet iets zijn wat op de loop met ons gaat. Het is duidelijk wat ‘dit’ is.
Vanuit het perspectief van Boeddhanatuur is dit niet ‘het je houden aan de leefregels’ en dat klinkt nogal schrikbarend. Wat ik bedoel is dat je houden aan de leefregels je niet vanzelfsprekend brengt naar deze zienswijze als je houden aan de leefregels betekent dat je je best doet om een beter mens te zijn. Het is trouwens veel beter om je aan de leefregels te houden dan niet maar we moeten ook dieper gaan. We moeten ook gaan inzien dat het proberen je aan de leefregels te houden het idee in stand houdt van een gevoel van jezelf als iets dat dit probeert te doen. Er is een diepgaande voldoening en toereikendheid die zich uitdrukt wanneer ‘Wat is dit dat aldus verschijnt’. Dat is de toevlucht, dat is Boeddhanatuur.
Dus wanneer we met mensen zijn die wellicht heel anders zijn en heel anders denken dan wij, die vóór of tegen Brexit zijn of vóór of tegen wat momenteel gaande is, heeft ‘Wat is dit dat aldus verschijnt’ niets te maken met een standpunt innemen. Een standpunt is een uitdrukking van ons idee van zelf. En het is niet zo dat er geen zelf is maar het zelf is ‘Wat is dit dat aldus verschijnt’. Het zelf en het universum zijn niet twee. Dit betekent niet dat ik het universum ben! Dat is een complete misvatting. ‘Wat het is dat aldus verschijnt’ is (wijzend naar zichzelf) dit en dit is duidelijk identificeerbaar als Daishin. Of het is Harry of wie dan ook. Het ‘dit dat aldus verschijnt’ verschijnt in de vorm dat het aanneemt.
Het ‘dit dat aldus verschijnt’ wordt echter niet voortgebracht door karma. Dit ook is belangrijk. Eén van de redenen waarom Dogen zoveel nadruk legt op het niet negeren of ontkennen van karma, de wet van oorzaak en gevolg, is omdat zijn onderricht gaat hier tot het absolute uiterste en hij is voorzichtig door te benadrukken dat als we tot het uiterste (van het inzicht) gaan het goed is dat we de wet van oorzaak en gevolg onderkennen. Maar in dit moment is er alleen maar dit moment. En we kunnen zeggen dat dit moment alle voorgaande momenten omvat maar het is alleen maar dit, het ‘dit dat aldus verschijnt’. Is er continuïteit, is er geen continuïteit? Je zou ja kunnen zeggen, of nee. Wat ik probeer te zeggen is dat er een wijze van in de wereld zijn is die niet afhangt van continuïteit en daar niet afhankelijk van is. Het ‘dit dat aldus verschijnt’ is niet iets veroorzaakt door karma. Als het wel zo was dan zou het nooit Boeddhanatuur kunnen zijn.
Wanneer we zitten in meditatie, wat er dan ook aanwezig is is ‘dit dat aldus verschijnt’. Er zijn geen twee in het hele universum. Zit daarmee, werk daarmee. Wanneer ik de vraag ‘Wat is dit?’ voorstel, impliceert dat het zitten en werken met die vraag. Het is interessant om te zien hoe Dogen een ogenschijnlijk verschillend inzicht met die van de historische Boeddha kan verwoorden zonder dat het werkelijk een tegengesteld inzicht is. Shakyamuni zegt “Alle wezens hebben Boeddhanatuur”, Dogen zegt “Alle bewuste wezens zijn Boeddhanatuur”. Maar er is hier in werkelijkheid geen dispuut gaande. Natuurlijk, we kunnen spreken over wezens die Boeddhanatuur hebben, of geen Boeddhanatuur hebben, of mu-Boeddhanatuur (mu is een Japans woord en betekent ‘niets’.) Je kent die beroemde koan wel: “Heeft een hond Boeddhanatuur?” (en zenmeester Joshu antwoord: “Mu!”) O hemel, word volwassen!
‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’ Hier is het en het gaat voorbij aan het hebben of niet hebben. En dat is nogal belangrijk want als ik het gevoel heb dat ik het heb, nee! En als ik het gevoel heb het niet te hebben, dan ook nee! ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’ Onszelf loslaten is loslaten van het hebben en loslaten van het niet-hebben. En het is verrassend moeilijk om het niet-hebben los te laten omdat we meestal onze toevlucht nemen in het niet-hebben. We denken dat dit veiliger is. We willen onze nek niet uitsteken maar we lopen nu eenmaal altijd risico. We zitten eigenlijk in het midden van de Atlantische oceaan maar vertellen onszelf liever dat we ergens anders zijn. Nee! Trouwens de Atlantische oceaan is een prima plek om te zijn. Er is een toereikendheid hier maar die toereikendheid is niet toegankelijk wanneer we nog vastzitten in hebben en niet-hebben want hebben en niet-hebben versterken beiden een conceptueel begrip van onszelf en het gaat er om dat los te laten.
In contact treden met andere mensen, is er zoiets als ‘in contact treden met andere mensen’? In zekere zin is er natuurlijk zoiets. Maar aan de andere kant dienen we te weten wat bedoeld wordt met ‘Wat is dit dat aldus verschijnt?’, namelijk andere mensen, ik, een ontmoeting, dat is allemaal ‘Wat is dit dat aldus verschijnt’. En het is niet goed noch slecht, het is dit! En wanneer we stil zijn in dit, toont dit wat nodig is. Dit brengt zijn eigen uitdrukkingsvorm met zich mee zoals Dogen het zou zeggen. De uitdrukkingsvorm hier betekent ons leven leven.
* * * *
Noten:
1): Betekent ‘Hij die aldus gekomen is’ en is een Sanskriet woord en één van de titels van de Boeddha.
2): Eerw. meester Daishin gebruikt in zijn lezing een andere naam voor deze Chinese monnik. Ik heb in de vertaling gekozen om de naam uit de Nederlandse vertaling van de Sutra van Hui-Neng door Wong Mou-lam (2001) te gebruiken.
3): In de betekenis van ‘op deze manier of wijze’ en ‘als dit’.
"Maar in dit moment is er alleen maar dit moment. En we kunnen zeggen dat dit moment alle voorgaande momenten omvat maar het is alleen maar dit, het ‘dit dat aldus verschijnt’. "