Dharma-onderwijs

Alleen zijn en met anderen zijn

Augustus 2020

Er komt mogelijk een moment waarop we beseffen dat vrede met onszelf hebben een van de belangrijkste dingen in ons leven is. Als we niet in staat zijn om gewoon te zijn met wat we zijn, zonder afleiding, wát zijn we dan? Het lijkt bijna alsof we ons voor iets verbergen – almaar niet écht kijken omdat er altijd wat anders te doen is.

Ik geloof dat er tijden zijn waarin er behoefte is om stil te zijn, 'alleen met onszelf' met een ontvankelijke geest. Gevoelens van alleen-zijn of zelfs eenzaamheid kunnen op zulke momenten ook opkomen, maar als we doorgaan lijkt ons begrip van wat we zijn en hoe zich dat tot anderen verhoudt te verdiepen. Dus kiezen om in stilte alleen te zijn is niet het tegengestelde van kiezen om met anderen in contact te zijn via social media en dergelijke. Maar voor mij zijn er tijden waarin ik weet dat ik niets tussen mezelf en de Waarheid kan plaatsen en dat vraagt om tijdlang het aandachtsveld te versmallen, alledaagse zaken te laten rusten.

Ik denk dat dit komt omdat ons zelfbeeld zo verweven is met hoe anderen ons zien. Of nauwkeuriger uitgedrukt: hoe we denken dat anderen ons zien. Dus als we leven in een omgeving waarin we almaar reageren op de wens van anderen naar nieuwtjes en bevestiging, dan kunnen we niet helder zien wat het zelf is. Het is dan te zeer vermengd met wat we zouden móeten zijn: wie we zijn voor andere mensen. Om die reden is het goed om op zijn tijd afstand te nemen van social media, email en dergelijke. En als er tijd is waarin we helemaal niets hoeven te doen, kunnen we kiezen om stil en roerloos te blijven in plaats van toegeven aan de neiging om die tijd met activiteit te vullen.

Soms word ik vroeg wakker en ik heb gemerkt dat het prettig kan zijn om wat in bed te zitten met een kop koffie of thee en alleen maar uit het raam te kijken, zonder iets te hoeven bedenken of plannen. Het kan verleidelijk zijn om dat soort momenten te kijken hoe het staat met een project of welke mails er zijn, maar probeer 'niets doen' eens uit en kijk wat er gebeurt. Ik ken iemand die dat soort ogenblikken gebruikt om aan zijn gedichten te werken – zie het als een soort tussenstaat waarin de geest opener is.

Het is ook de moeite waard om eens na te denken over onze houding ten opzichte van tijd. We zeggen wel 'geen tijd verspillen' of 'de tijd vullen', wat bijna dwangmatig klinkt. Maar moet tijd worden gevuld? Dōgen zag tijd en zijn als onafscheidelijk en noemde het Uji of 'zijn-tijd'. Je zou kunnen zeggen dat tijd is zoals het zijn zich openbaart, en zijn is niet gescheiden van van de leer van de werkelijkheid. Dus als we stil zijn en niet iets doen, kunnen we tijd-zijn zich laten ontvouwen als een wijze les. Soms durven we niet te stoppen met 'de tijd vullen', maar tijd is geen akelig vacuum dat volgestopt moet worden om van waarde te zijn. Terwijl we in stil en roerloos zitten zonder wat toe te voegen, kan tijd-zijn zich ontvouwen en uitdrukken. We kunnen de tijd nemen om bewust te zijn van dit zich ontvouwen van zijn, de waarheid de tijd geven om 'in eigen tempo' naar voren te komen. In de ochtend in bed zittend kunnen we ons bewust zijn van het vallen van de regen op het dak, het ruisen van de wind. We kunnen dat op waarde schatten zonder iets extra te creeren, zelfs niet hoeven te moeten labelen als spiritueel of niet-spiritueel.

Als we spreken over niets plaatsen tussen mij en de Waarheid, dan heeft dat een zweem van theisme. Maar dat wordt niet bedoeld. Het is alleen zo dat we gemakkelijk vergeten wat werkelijk belangrijk is, en als we het stil kunnen laten worden, kunnen we erop vertrouwen dat dat duidelijk wordt. Stilte is niet doods – het schept ruimte voor vele mogelijkheden. Het betekent open zijn voor wat dan ook (wat soms schrikbarend kan zijn). Op retraite gaan biedt ons zo'n mogelijkheid, en ik kan iedereen aanbevelen daarvoor jaarlijks de tijd te nemen (hoewel corona vraagt om hier creatief mee om te gaan). Maar voor veel mensen is het een luxe om een tijd volledig alleen te zijn, welicht vanwege vele vantwoordelijkheden, en dan moeten we élke kans grijpen om stil te zijn. Misschien hoeven we daarvoor alleen onze houding te veranderen. Duikt er een ogenblik op waarop je 'niets te doen' hebt, neem dan die gelegenheid voor stille reflectie in plaats van te menen dat je 'wat nuttigs' zou moeten doen.

Zien wat we in de stilte zijn verheldert onze verbinding met anderen.
Door tijd te nemen om alleen te zijn kunnen we ervaren dat we, om vrede met onszelf te hebben, goed moeten begrijpen wat onze relatie tot anderen is: vooral met degenen die ons mede gevormd hebben, zoals ouders of partners. Als ik alleen ben kan ik beginnen een antwoord te geven op de vraag: 'Wat maakt mogelijk dat ik vrede heb met mezelf?'. Voor mij heeft het antwoord daarop niets te maken met iets wat je hebt bereikt – iets wat te meten valt in termen van positie of functie – naar met wat anders. Wat op zulke momenten opkomt gaat meer over momenten, waarop ik niet genoeg heb gegeven – het niet aandurfde iets goeds te doen uit angst. Dus wat de stilte onthult gaat wellicht juist over onze sociale relaties – hoeveel we aan anderen kunnen geven en hoeveel we achterhouden uit bescherming van het zelf. Hier komt een element van Sange naar voren: berouw dat vraagt om aanvaarding. Maar het gaat er niet om mezelf of anderen te veroordelen – het gaat erom de complexiteit te zien die het misverstand veroorzaakt – te zien dat er geen schuld is en dan verder te gaan. Dat is het hart dat vrede met zichzelf vindt.

Er is geen externe godheid die veroordeelt, maar soms veroordelen we onszelf per ongeluk als we niet de tijd nemen om deze lastige delen van ons leven goed te zien en door de complexiteit ervan heen te zien dat: ook die delen "leeg zijn, ongekleurd en klaar". Soms maken we het onszelf moeilijk door te deken dat er ons iets te verwijten is of we verantwoordelijk zijn; misschien zien we het alleen niet helder genoeg? Elke situatie is een kluwen van oorzaken en wellicht is er geen duidelijk punt waar 'het aan ligt' – het is alleen maar een verstrikking, hoe ver we elke draad ook volgen, en het is allemaal zonder 'zelf'.

Net zoals ons 'zelf' niet uit het niets ontstond of zichzelf maakte, zo geldt ook voor andere mensen dat ze een complexe wervel van omstandigheden en relaties zijn. Dus als we ons verleden evalueren gaat het niet zozeer om de stap van schuld naar vergiffenis, maar om te herkennen dat het allemaal een grote kluwen is zonder een afgescheiden 'ding' als centrum. 'Er is niets vanaf het begin' wil niet zeggen dat er geen bestaan is – het betekent dat er in die kluwen geen middelpunt is waar je de schuld aan kan geven.

We zijn ook 'alleen' ten aanzien van beslissingen en de gevolgen van onze handelingen. De Chinese Ch’an-meester Tozan Ryokai zei ooit:

"Nu ga ik alleen, want waarlijk, ik kan de waarheid niet buiten 'dit' vinden. Maar waar ik ook ga, ontmoet ik hem".

We praten graag over verbinding, maar hoe we veel gebeurtenissen in ons leven ervaren, wijst op een gevoel van alleen-zijn. Er zijn bepaalde keuzes die we allemaal maakten en waarvan we weten dat alleen wij die zo hadden kunnen maken, wat anderen er ook over mochten zeggen - het was alleen onze verantwoordelijkheid om die keus te maken. Een bepaalde loopbaan kiezen die  veranderingen op lange termijn geeft, bijvoorbeeld, of een relatie beginnen of eindigen. Voor mij was het de keuze om monnik te worden. Het was niet iets dat ik kon uitleggen aan mijn vrienden van toen. Maar het voelde zo aan alsof ik geen keus had en die beslissing in overweging móest nemen.

In een passage van Shushogi zegt Dōgen:

""We kunnen het Koninkrijk van de dood alleen betreden in gezelschap van ons eigen goede en slechts karma".

Dit citaat veroorzaakt een merkbare reactie in me: deels angst, maar ook nog wat anders. Het woord karma kan zo beladen zijn, en daarom vind ik het beter het woord 'handelingen' te gebruiken dan een letterlijke vertaling van 'karma'.

We hebben op het moment van sterven alleen de gevolgen van ons handelen als gezelschap, dus misschien zijn we op dat moment 'alleen'? We moeten daar lering uit trekken zonder ons te laten opjagen door de angst die op kan komen. De onderliggende les voor zowel ons leven als geheel als het moment van sterven, is dat we beslissingen namen die gevolgen hebben. En dat betreft niet alleen de negatieve keuzes – we hebben wellicht veel goede keuzes gemaakt met positieve gevolgen die verder reiken dan onze eigen tijd van leven. Dus wat de les zegt is zie de  waarde van de keuzes die je maakt en neem de tijd om na te denken over wat je doet, over 'hoe leef ik mijn leven?'

Tijd nemen om te focussen op wat van belang is tijdens de retraite of jezelf gewoon stille tijd te gunnen, stelt ons in staat ons hart te openen en eerlijk te kijken naar de keuzes die we maken. Voor mij komt dat neer op de vraag: 'Geven mijn handelingen dat weer wat ik als het allerbelangrijkste ervaar?'

Zo'n openhartig onderzoek hoeft niet tot dramatische veranderingen te leiden, het kan gaan om kleine dingen die toch belangrijk zijn. Een ding dat me na een tijd van retraite opviel is dat mijn houding ten opzicht van de was doen verandert. Als ik druk ben doe ik alles gehaast en klaag innelijk over de was doen. Na wat tijd in stilte merk ik dat ik met meer aandacht mijn sokken ophang en er ook waardering voor voel: 'ik heb best geluk dat ik deze sokken heb … ook zij verdienen mijn respect ...'. Wat we feitelijk doen is ons leven. Onze handelingen zijn wat ons leven is.

Alleen zijn is niet gelijk aan geisoleerd zijn.

We zijn dus 'alleen' in die zin dat we de verantwoordelijkheid moeten nemen voor dit leven: "houd het in ere", luiden de beginwoorden van de Meest Verheven Spiegel Samadhi. Maar door de kōan van je leven te aanvaarden – eerlijk tegen jezelf zijn – opent er zich een diepere verbinding. Als we respect betonen ten opzichte van onze sokken, onze was, dan zien we de rechtstreekse verbinding met het bestaan. Nu ben ik alleen, maar overal kom ik 'dit' tegen. De waarheid komt ons overal tegemoet als we open kunnen zijn, dus aanvaarden dat we alleen zijn betekent niet dat we ons geisoleerd hoeven te voelen.

Ik wil afsluiten met een citaat van Victor Frankl die het concentratiekamp Auschwitz in de oorlog overleefde. Als gevangene van de SS moest hij (met nauwelijks enige medicatie) hulp bieden aan de vele mensen die door tyfus en ondervoeding op sterven lagen. Hij doet verslag van een jonge vrouw die vriendschap sloot met een boom die ze zag buiten de barak waar ze lag.

 

"'Deze jonge vrouw wist dat ze binnen enkele dagen zou sterven, maar toen ik haar sprak was ze desondanks opgewekt. "Ik ben dankbaar dat het lot me zo hard trof" … "In mijn vroegere leven was ik verwend en nam spirituele verworvenheden niet serieus". Ze wees door het raam van de barak en zei: "Die boom is de enige vriend die ik in mijn eenzaamheid heb".".

notenboom

Door dat raam kon ze net één tak van een notenboom zien, en aan die tak zaten twee bloesems. "Ik praat vaker met die boom", zei ze tegen me. Ik was verbluft en wist niet hoe ik haar woorden moesten opvatten. Was ze in een delirium? Had ze soms hallucinaties? Bezorgd vroeg ik of de boom ook antwoord gaf. "Ja". Wat zei hij tegen haar? Ze antwoordde: "Hij zei tegen me: 'ik ben hier – ik ben hier – ik ben hier, eeuwig leven.'"

*     *     *     *     *

Origineel: lezing gegeven in augustus 2020 in Throssel Hole Buddhist Abbey in Engeland
Vertaling ENG- NL: Michel Tillie