Dharma-onderwijs

Niet opzettelijk denken

De basisinstructie voor de omgang met de geest in de stille belichting (Soto-Zen) meditatievorm luidt ietwat cryptisch: ‘Alleen maar zitten zonder opzettelijk denken’. Ik zou graag iets dieper in willen gaan op die leerstelling in de hoop om voor mezelf en ook anderen tot enkele subtiele aanpassingen te komen om de beoefening te verdiepen. De grote zenmeester Dõgen zei over meditatie het volgende:

“Vergeet het zelfzuchtige zelf voor heel even en laat de geest in zijn natuurlijk staat verkeren, want dat ligt heel dicht bij de Geest die de Weg zoekt”¹.

Het ‘laten’ lijkt hier van belang te zijn, wat inhoudt dat we instemmen met het loslaten van opzettelijk denken, het loslaten van het zelf. Waar het bij de boeddhistische training eigenlijk op neerkomt is dat ons alleen gevraagd wordt een illusie los te laten. Het gaat dan wel om de gekoesterde illusie van zelf. Het maakt niet uit dat dit zowel de bron als de wezenlijke inhoud van ons lijden is. We zijn er wanhopig aan gehecht en in de meditatie uit zich dat in ‘opzettelijk denken’.

Loslaten
We proberen zo vaak om de geest met onze wilskracht te beheersen. Dat is als een worsteling van een niet-bestaand zelf met een denkbeeldig zelf. Als we zitten met tandenknarsende vastberadenheid om de geest onder controle te houden, is het resultaat alleen maar uitputting en frustratie. De Boeddha zelf deed dit tot in het extreme en stelde vast dat die exercitie zowel uitputtend als spiritueel vruchteloos was. Het zelf is de grote beheerser, die wanhopig probeert het universum en iedereen daarin zo te organiseren dat het zo comfortabel mogelijk is. Maar, het universum is zo ingericht dat het onbevredigend zal zijn. Vergeet niet dat één van de Edele Waarheden stelt dat lijden gewoon een inherent onderdeel van het bestaan is. We kunnen het niet ‘goed maken’. Net zomin als we onze wil kunnen opleggen aan onze geest. Om het nauwkeuriger te zeggen: we moeten de vaardigheid leren om los te laten en oude gewoonten de kans geven op te lossen door ze niet te voeden of er energie en aandacht aan te schenken. Bij meditatie gaat het erom op je gemak te zijn en het lijden los te laten. Het is het pad van de vrede. Het Grote Voertuig van de Mahayana wordt geleid door leegte. We hebben de teugels niet in handen. En in feite: zodra we op dat grote voertuig hebben plaatsgenomen, door de geest van Bodhisattva te wekken, kunnen we het voortgaan overlaten aan de krachten van wijsheid en mededogen, die zoveel verder reiken dan onze kleine, op het zelf gerichte geest. Dit voertuig heeft geen bestuurder. Het voertuig staat in feite op ‘cruise control’. Dat klinkt misschien alsof de inspanning geheel passief is, maar dat is niet het geval. De wil en de beslissingen die we van moment tot moment nemen zijn van zeer grote betekenis. We kunnen de wil juist gebruiken om in harmonie te komen met het proces van ontwaken.

We kunnen de geest in zijn natuurlijke staat laten verkeren. Volgens de Boeddha was wijsheid datgene wat tot vrede leidt. Er is een plaats in de geest die onverstoord blijft, ongeacht de stormen die aan de oppervlakte woeden. Een Tibetaanse lama omschreef het zo:

“Binnen het Zuivere Gewaarzijn kan de geest door geen enkele gedachte worden verstoord.”²

Het is het gewaarzijn van het Zuivere, “De Volmaaktheid Ongereptheid van de Leegte” zoals eerwaarde meester Jiyu het graag noemde, die de bron is van oneindige vrede. De toegang tot deze oneindige vrede bevindt zich in het huidige moment. Al het opzettelijke denken heeft betrekking op het verleden (spijt) of de toekomst (verlangen). We kunnen onszelf leren bekwamen om voortdurend energie te steken in het lijden met opzettelijk denken of we kunnen de aandacht van de geest op het huidige moment richten – en door die deur de grote vrede binnentreden.

Zuiver gewaarzijn
Vrede en vreugde komen op natuurlijke wijze voort uit de stilte van de geest. De geest toestaan om in zijn natuurlijk staat te verkeren lukt niet in een handomdraai. We hebben oneindig veel levens vol karmisch bepaald lijden gehad waarin we van alles deden wat je maar kunt bedenken – behalve stil zijn. Iemand vroeg me ooit eens wat ik tijdens de meditatie deed. Ik moest denken aan een voorval van een aantal jaren geleden toen ik op bezoek was bij de Fugen Forest Hermitage. Een kolibrie was een bijkeuken die niet afgesloten was, binnengevlogen. Het vogeltje vloog met zijn tere kleine lijfje keer op keer tegen het raam in een ijdele poging om te ontsnappen. Ik naderde hem heel langzaam en vroeg hem zachtjes of ik hem mocht oppakken om hem naar buiten te helpen. Hij was bereid om zich even stil te houden. Ik wist dat het oppakken van een klein vogeltje angstig genoeg kan zijn om hem schade te berokkenen. Maar dit vogeltje stemde in met deze regeling. Ik omvatte het vederlichte juweeltje met beide handen en liep er kalm mee naar buiten. Toen we in het zonlicht kwamen kon ik het schitterende wijnrood en smaragdgroen en met iriserend goud overtrokken verendek in zijn volle pracht bewonderen. Ik hield het vogeltje heel voorzichtig en met volledige concentratie vast. Het was een voorrecht om zo’n kans te krijgen. Ofwel, een geschenk van de hemel. Toen opende ik mijn handen en liet hem gaan om de hemel weer te sieren. ‘Einde en aanvang keren terug naar de bron’. Ik legde de man die mij naar de meditatie vroeg uit, dat ik in meditatie de stilte van het huidige moment net zo behoedzaam in de kom van mijn handen probeer te houden als toen die kolibrie. Voorbij het vasthouden en voorbij het loslaten: Zuiver Gewaarzijn, met lege handen, onverstoorbaar.

Leegte
Mijn geest is vaak net zo druk als een kolibrie. Om al worstelend te proberen de geest te kalmeren of te doen verdwijnen is zoiets als in het kinderverhaal, waarin Broer Konijn met Pietje Pek vecht en helemaal onder de plakkerige zwarte massa komt te zitten. Maar, ik kan wel opmerken wat ik doe met deze denkende geest en de aandacht ervan op de stilte richten. Ik hoef niet na te denken over hetgeen ik denk. Ademhaling vindt plaats in dit moment. Door mijn aandacht op de ademhaling te richten gaat de deur naar de stilte open. Ik werk er nog aan om dat heel behoedzaam vast te houden, met volledige concentratie, zonder het te forceren of te benadrukken, alleen ‘toe te laten’ dat hij daar rust. Een van de belangrijkste zaken in meditatie is het besef dat deze gedachten niet ‘van mij’ zijn. Ze komen voort uit Leegte en keren terug naar Leegte. Ze borrelen gewoon op uit het opgeslagen bewustzijn en ik hoef ze me niet toe te eigenen of serieus te nemen. Een dergelijk niveau van objectiviteit ontstaat door de geest zo te trainen dat hij waarneemt wat hij doet, zonder te denken: ‘ik ben’ het die doet. Dit is van wezenlijk belang bij de ontwikkeling van gelijkmoedigheid ofwel de ontwikkeling van ‘spirituele verantwoordelijkheid’ in plaats van het jezelf almaar wentelen in oude, karmisch bepaalde, emotionele ‘reacties’.

Achtvoudig Pad
De geest tot kalmte brengen lukt niet door meditatie alleen. Ethische zuiverheid is wezenlijk in dat proces, evenals wijsheid. De drie onderdelen van het Achtvoudige Pad: meditatie, ethisch gedrag en wijsheid, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en versterken elkaar wederzijds. De vervolmaking van begrip en intentie vormen de stappen naar wijsheid; de vervolmaking van spreken, handelen en levensonderhoud vormen ethisch gedrag en de vervolmaking van inspanning, aandacht en concentratie vormen meditatie. Alle stappen van het Edele Achtvoudige Pad zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vooruitgang met betrekking tot het ene aspect bevordert vooruitgang met betrekking tot de andere aspecten. Ethisch verantwoord gedrag helpt ons de meditatie te verdiepen. Verdieping van onze meditatie leidt ons tot beter inzicht. Met beter inzicht komen we tot het besef hoe belangrijk het is ethisch handelen te vervolmaken. Daarom leggen wij in onze praktijk de nadruk op de Leefregels.

Binnen het opzettelijke denken schuilen de klassieke hindernissen voor meditatie: verlangen, afkeer, rusteloosheid, luiheid en apathie en twijfel. Zonder beheersing van verlangen en het beteugelen van de zintuigen is er geen hoop op innerlijke vrede. Zenmeester Dogen verwijst naar het obstakel van verlangen als ‘roem en gewin’, waarvan volledig afstand moet worden gedaan:

“Eenmaal vrij van zintuiglijke hechting, geluid en kleur, is de Geest die de Weg zoekt als vanzelf met jou in harmonie.”³

Door onze zintuigen te beteugelen kunnen het zelf en oude karmische gewoonten loslaten. De bron van lijden is de gehechtheid aan verlangen. Door een gekoesterd verlangen los te laten kunnen we er vrij van worden en innerlijke vrede vinden. Het kan helpen het verlangen te zien als een mentaal gif dat we verkiezen niet in te nemen. De wijsheid om oude gewoonten van een hongerende geest te herkennen en ervoor te kiezen er niet in trappen, is essentieel voor een verdieping van de eigen meditatie. Nadat ik net een maaltijd heb genoten, valt me op hoe iemand nog een tweede keer neemt. Onmiddellijk komt hebzucht in me op – en ik laat het er gewoon zijn. Door afstand te nemen en niet naar een verlangen te handelen, geef ik mezelf het vermogen me te bevrijden van karmisch bepaalde gewoonten als hebzucht. Dit is het proces van het loslaten van een opzettelijke, emotionele gedachte.

Aspecten van opzettelijk denken
Afkeer, onwil, boosheid, frustratie, snel een oordeel vellen, het zijn allemaal aspecten van het obstakel van opzettelijk denken. Boosheid of verdriet en vasthouden aan gekwetste gevoelens zijn eveneens vergiften van een opzettelijk denkende geest. Waarom staan we toe dat iets dat iemand heeft gezegd ons van onze innerlijke kalmte en ons geluk berooft? Waarom laten we het toe dat iets buiten ons of iets in onze geest of lichaam ons van deze natuurlijke geestelijke staat van kalmte berooft? Kijk eens wat er gebeurt als we rondlopen vol wrok of met gekwetste gevoelens. Dat is net zoiets als een giftige slang je slaapkamer binnenlaten. Voldoende aandacht voor ons vasthouden aan verlangen, boosheid, rusteloosheid, luiheid, traagheid of twijfel is een wezenlijk element in de ontwikkeling van de eigen meditatie. Opmerkzaamheid dient verder te gaan dan alleen gewaarzijn en dient ook het wijze inzicht te omvatten, dat we iets doen dat spiritueel gezien af te raden is, alsmede de herinnering aan de eigenlijke beoefening door het loslaten van opzettelijk denken. We beseffen misschien wel heel goed dat we fantaseren of een project plannen of piekeren, maar als we niet inzien dat dit geen meditatie is, dat aandacht aan deze zaken schenken hetzelfde is als zwemmen in een geestelijke beerput, wat we moeten loslaten, dan zullen we onze meditatie nooit ontwikkelen of verdiepen.
De naar buiten gerichte geest

De rusteloze geest kan zijn wortels hebben in gehechtheid aan de wereld en de zintuigen. Het omvat tevens de aspecten van piekeren en het niet-accepteren van de realiteit van het lijden. De rusteloze geest probeert voortdurend de leegte met mentale activiteit te vullen. Het is deze geest die projecten uitdenkt, door piekeren gefrustreerd raakt en redenen vindt om over omstandigheden te klagen. Het is een geest die naar buiten is gericht en gericht op denken dat er iets ontbreekt. Een verlangen naar de Weg brengt een bereidheid voort te doen wat nodig is om rust voor lichaam en geest te vinden. Zolang we vasthouden aan de dingen van deze wereld zullen we nooit vrede kennen. Gehechtheid aan zintuiglijke ervaringen is een heel belangrijk aspect van vasthouden aan het zelf. En alleen via het zintuiglijke ervaren kunnen we de Waarheid leren kennen. “Want per slot van rekening, wie is het die in- en uitademt?”4

Er zijn subtiele vormen van luiheid en depressie waarvan we ons niet volledig bewust zijn en er zijn uitgesproken vormen van traagheid en verstarring waarmee we onszelf identificeren. Door dit drogbeeld van een ‘zelf’ een identiteit te verlenen met onvermogen, onwil, ontmoediging en de ontelbare vormen van luiheid en wanhoop, geven we onszelf een excuus om te geloven dat we belemmerd worden. In de woorden van zenmeester Dogen:

“Door belemmerd te worden krijgen we begrip voor belemmering en belemmering wordt belemmerd door belemmering… Andere zaken kunnen gebruik maken van belemmeringen en geen enkele belemmering kan gebruik maken van andere zaken.”5

Traagheid en verstarring kunnen alleen worden overwonnen met kracht en energie, die voort kunnen komen uit een meedogend gewaarzijn van onze ware bestemming. Misschien helpt het ook te denken aan de bemoedigende woorden van zenmeester Dogen uit de Uji:

“Er zijn tijden dat de wil goed genoeg is maar woorden niet; er zijn tijden dat woorden goed genoeg zijn maar niet de wil; soms zijn zowel wil als woorden goed genoeg en soms zijn ze het geen van beiden”.

Afstand doen
In de Diamantsoetra vraagt de eerbiedwaardige Subhuti de Boeddha beleefd:

“Uitzonderlijke, alom Geëerde, de Tathagata beschermt en geeft om alle bodhisattva’s en geeft onderricht aan alle bodhisattva’s. Alom Geëerde, als goede mannen en goede vrouwen zichzelf wijden aan de hoogste volledige verlichting, waarop dienen zij zich dan te baseren en hoe dienen zij hun geest te onderwerpen” … De Boeddha sprak tot Subhuti: “Alle grote bodhisattva’s dienen hun geest op de volgende wijze te onderwerpen: zij dienen bij de gelofte alle levende wezens te redden te beseffen dat er geen levende wezens zijn die redding behoeven … En waarom is dit zo? Subhuti, indien een bodhisattva notie heeft van zelf, notie van menselijke wezens, notie van levende wezens of notie van een ziel, dan is hij geen bodhisattva. Bovendien, Subhuti, dient een bodhisattva in deze wereld van waarneembare verschijnselen vrijgevigheid te beoefenen zonder zich op iets te baseren.”8

Wat hier onder meer wordt gezegd is dat we afstand moeten doen van elk concept, elke verwijzing, elk kenmerk of element van zelf om succes te boeken in onze meditatie. Een van de belangrijkste manieren om dit schijnbaar onmogelijke te realiseren is gewoon afstand doen van ‘opzettelijk denken’. We kunnen vriendelijk en vrijgevig genoeg zijn om het lijden op te geven. Vrijgevigheid omvat niet alleen materiële vrijgevigheid, maar ook onverschrokkenheid om de Dharma te beoefenen en de opgedane kennis met anderen te delen. Want de Dharma is het middel dat wij hebben om lijden te helen, en loslaten van het zelf is het middel waarmee we de Dharma kunnen kennen. We kunnen de geest onderwerpen door de illusie van een zelf los te laten en ons met heel ons hart over te geven aan de vrede en stilte van meditatie. Het is niet onmogelijk een illusie op te geven, aangezien deze nooit werkelijk heeft bestaan. ‘Laat de geest gewoon natuurlijk blijven.’ We kunnen dat echt, stukje bij beetje, van moment tot moment, ‘altijd doorgaan, altijd Boeddha worden’.

Niet opzettelijk aan iets denken
Vlak nadat Grootmeester Yakusan Igen een periode van meditatie had beëindigd, vroeg een zekere monnik hem: “Toen u zo stil en ontzagwekkend zat als een berg, waar dacht u toen aan?”
De Meester antwoordde: “Waaraan ik dacht was gebaseerd op niet opzettelijk denken aan wat dan ook”.
De monnik vroeg vervolgens: “Hoe kan waar iemand aan denkt gebaseerd zijn op niet opzettelijk aan iets denken?”.
De Meester antwoordde: “Waar het om gaat is dat het niet gaat om ‘waar ik aan denk'”.

Nu we hebben gehoord van deze staat zoals door de Grote Meester Yakusan beschreven, dienen we in onze beoefening te onderzoeken wat het betekent om ‘zo stil te zitten als een berg’ en dit rechtstreeks over te dragen, want dit is hoe de grondige verkenning van het stilzitten als een berg wordt doorgegeven met de woorden en op de manier van de Boeddha’s. Ook al wordt gezegd dat de manieren verschillen waarop Boeddha’s over zaken denken als zij stil en ontzagwekkend zitten als een berg – de manier waarop Yakusan het verwoord is zeker één van deze manieren. Het is zijn ‘denken aan’ dat niet gebaseerd is op opzettelijk denken aan wat dan ook. Dat omvat ‘denken aan’ als zijn huid en vlees, botten en merg, en het omvat ‘niet denken aan’ als zijn huid en vlees, botten en merg.

De monnik vroeg: “Hoe kan waar iemand aan denkt gebaseerd zijn op niet opzettelijk ergens aan denken?”

Ook als de staat van niet denken aan iets bepaalds een hele oude is, hoe kun je er dan ook maar over denken? Hoe kan het denken niet doorgaan tijdens dat heel stille zitten, waarom drong de monnik niet door tot wat het eenvoudig heel stil zitten voorbij gaat, te boven gaat? Was hij niet zo verward geweest als sommigen zijn in onze meer recente, ontaarde tijden, dan zou hij in staat zijn geweest te volharden in zijn onderzoek naar het heel stil zijn.

De Meester antwoordde: “Waar het om gaat is dat het niet gaat om ‘waar ik aan denk'”.

Zelfs als zijn verklaring “Waar het om gaat is dat het niet gaat om ‘waar ik aan denk'” een juweeltje van helderheid is – in onze beschouwing van de staat van niet opzettelijk aan iets denken maken wij onveranderlijk gebruik van wat hij omschrijft als “Waar het om gaat is dat het niet gaat om ‘waar ik aan denk'”. Er is een iemand betrokken bij niet opzettelijk aan iets proberen te denken, en diegene ondersteunt en houdt een Ik in stand. Hoewel dat zo heel stil zijn synoniem is met dat Ik, is meditatie niet enkel een Ik dat aan iets denkt; het is het Ik dat zijn stil en ontzagwekkend zitten als een berg als offergave aanbiedt. Ook al is zijn heel stil zijn zo heel stil, hoe is het mogelijk dat het zo heel stil zijn kan denken aan zo heel stil zijn?9

Het doodloze
Afstand doen van opzettelijk denken betekent het zelf opgeven, het lijden loslaten. Het is een eeuwig voortdurend beslissen wat van belang is en een bereidheid onze ware spirituele bestemming te volgen. Gedachten komen voort uit en keren terug naar Leegte. Als we deze Leegte onderzoeken, deze doodloze, ongeschapen stilte, kunnen we misschien het advies van Sariputra aan Anuruddha wel aanvaarden:

“Vriend Anuruddha”, sprak de eerbiedwaardige Sariputra “dat je zo denkt over je goddelijk oog, dat is verwaandheid in jou. Dat jij zo denkt over jouw vastberaden energie, jouw alerte aandacht, jouw onverstoorbare lichaam en jouw geconcentreerde geest, dat is rusteloosheid in jou. Te denken dat jouw geest niet bevrijd is van woekeringen, dat woekert in jou. Het zou werkelijk goed zijn als je afstand zou nemen van deze drie geestesgesteldheden en, zonder er aandacht aan te schenken, je geest te richten op het doodloze element”.

De eerbiedwaardige Anuruddha volgde het advies van Sariputra op en slaagde er binnen korte tijd in de woekeringen te vernietigen.10

Opzettelijk denken is niet iets waarop we onze aandacht hoeven te richten. We hebben andere keuzen: “Richt de blik naar binnen en neem de weg die rechtstreeks naar de Geest leidt …”11 De geest trainen om de Geest te kennen is een almaar voortgaand proces dat volharding, geduld en de vastberadenheid vereist om afstand te doen van het denkbeeldige zelf. Opzettelijk denken is de geest van het zelf dat met zijn oude gewoonten alle lijden voortbrengt. In meditatie is het de subtiele verschuiving van onze aandacht van opzettelijk denken naar de zelfloze Geest, het gewaarzijn van het Doodloze, die de weg opent naar vrede en vrijheid van lijden.

Noten:

¹)Zenmeester Dogen. Gakudo-yojinshu (Aspects of Zazen), Zen is Eternal Life, (Mt. Shasta, CA: Shasta Abbey Press, 1999) blz. 164
²) Zie The Hundred Verses of Advice of Padampa Sangye, met commentaar van Dilgo Khyentse, Rinpoche, vertaald uit het tibetaans naar het engels door de Padmakara Translation Group, (New Delhi-Kathmandu: Shechen Publication, revised edition 2004).
³) Zenmeester Dogen. Gakudo-yojinshu, blz. 162-3
4) Ibidem. blz. 165
5) Zenmeester Dogen. Uji, vertaald naar het engels door eerw. meester Jiyu-Kennett in Zen is Eternal Life., (Mt. Shasta, CA: Shasta Abbey Press, 1999) blz. 204
6) Ibidem. blz. 204
7) Ajahn Sumedho’s verhaal over hoe hij tegen Ajahn Chah klaagde over diens fouten waarop de beroemde meester antwoordde: “Ik ben je zeer dankbaar Sumedho voor het aan mij vertellen van al deze dingen. Ik zal werkelijk goed nadenken over wat je me gezegd hebt en wat eraan gedaan kan worden. Maar het is goed dat ik niet al te perfect ben. Anders zou je weleens de Boeddha buiten je eigen geest kunnen gaan zoeken.” Uit Small Boat, Big Mountain, van Ajahn Amaro.
8) Meester Hsing Yun. Describing the Indescribable, A Commentary on the Diamond Sutra,, vertaald door Tom Graham, (Boston: Wisdom Publications, 2001) blz. 5-6. Een lakshana kan vertaald worden als een teken, kenmerk of een symbool van het ‘zelf’.
9) Zenmeester Dogen. Shobogenzo, The Treasure House of Eye of the True Teaching, vertaald door eerw. Hubert Nearman, (Mt. Shasta, CA: Shasta Abbey Press, 2008) voor vrije distributie online gepubliceerd op www.shastaabbey.org. Zazen Shin, On Wanshi’s ‘Kindly Advice for Doing Seated Meditation’, blz. 335-7.
10) Nyanaponika Thera & Hellmuth Hector, edited door Bhikkhu Bodhi, Great Disciples of the Buddha, Their Lives, Their Works, Their Legacy, (Boston: Wisdom Publications, in samenwerking met de Buddhist Publication Society van Kandy, Sri Lanka, 2003) blz. 31.
11) Zenmeester Dogen. Rules for Meditation, in The Liturgy of the Order of Buddhist Contemplatives for the Laity, Copyright 1990, P.T.N.H. Jiyu-Kennett, (Mt. Shasta: Shasta Abbey Press, 2nd Edition 1990) blz. 97.

"Afstand doen van opzettelijk denken betekent het zelf opgeven, het lijden loslaten. Het is een eeuwig voortdurend beslissen wat van belang is en een bereidheid onze ware spirituele bestemming te volgen.