Getuigenis
Hoe leg ik uit…
Dat ik in september een week doorbracht in Terborg en daar tot in het diepst van mijn hart ben geraakt. Zozeer dat de tranen niet meer wilden stoppen.
Dat ik in de dagen daarna, op momenten, de diepte en wijdte van een mededogend hart heb ervaren en kan beamen dat alle levende wezens daar met gemak inpassen.
Hoe leg ik dat uit…
de stervende zonnebloem, die ik afknipte In de tuin, en in een vaas plaatste, mij op haar sterfbed liet zien dat zij en ik niet veel verschillen.
En hoe ik een diepe vreugde heb ervaren, omdat ik misschien voor het eerst in al die jaren, heb gevoeld wat het is om te zitten als een berg, terwijl de tranen en de vliegen over mijn gezicht liepen.
Hoe leg ik uit wat het met me deed, toen ik het bericht las over een moedige Bulgaarse journaliste, een jonge vrouw van 30, die vermoord, verkracht en voor oud vuil is achtergelaten aan de oevers van de Donau, omdat ze kennelijk al te dicht bij de waarheid kwam.
Dat ik dezelfde dag nog mijn boosheid en verdriet heb aangewend om een altaar te timmeren, dit te bedekken met een kleedje, er een portret van de Bodhisattva Kuan Yin op te plaatsen, een brandende kaars en een portret van deze Victoria met een Boeddhakettinkje er omheen. En dat ik dit heb gedaan ondanks de dwingende realiteit van mijn ratio die maar steeds vroeg, “Wie help je daar nou mee?”.
En dat ik in die zelfde week tegenover haar zat te mediteren en soms moest huilen om wat haar is overkomen. En hoe ik boos zou kunnen worden op iedereen die hier niet tot in zijn tenen over geraakt is, en zou kunnen beschuldigen van geestelijke armoede. Wat niet gebeurt omdat in mij – beetje bij beetje – de zachtheid terrein wint.
Hoe leg ik dat uit… dat deze Victoria voor mij een naam en een gezicht heeft, en ook geeft aan alle vrouwen ter wereld, die mishandeld worden, aan alle vrouwen die klem zitten in mannelijke machtsstructuren. Ook al valt dat misschien niet zo op in het West-Europese bubbeltje waarin wij leven.
Dat ik tijdens mijn rondwandeling in de Nieuwe Kerk, alle prachtige Boeddhabeelden en sculpturen, snel was vergeten toen ik oog in oog stond met drie hopen donkere aarde, aldaar gesitueerd als ‘kunstwerk’ met bij elke hoop een bordje “grond welke afkomstig is van een plek waar vrouwen zijn mishandeld”.
Alsof toen inderdaad ‘een maat vol was’.
Alsof het mij radicaal toevertrouwen aan deze Boeddha weg nu zonneklaar is.
Niet omdat Roel en regels per se een goede combinatie zijn, maar wel omdat precies op die plek die ik zoeven omschreef, mij duidelijk werd, hoezeer mijn diepste verlangen er in bestaat, het lijden in deze en gene mens iets te verzachten. En dat me dat liever is dan al het goud in de wereld.
Ik eet er geen brood van, maar het stopt wel de honger.
* * * * *
"Dat ik in de dagen daarna, op momenten, de diepte en wijdte van een mededogend hart heb ervaren en kan beamen dat alle levende wezens daar met gemak inpassen. "