Niets heiligs
Onze beoefening is één van leren loslaten, van laten komen en gaan van wat we zien en horen, voelen, van wat we denken. We houden niets vast. Wanneer we niets vasthouden is er een vrijheid, want zo gauw ik iets vasthoud wordt de vrijheid al beperkt door datgene waaraan ik vasthoud. Onze beoefening is een steeds dieper loslaten, fysiek en mentaal. De spanningen die in ons zitten in lichaam en geest, want vasthouden is aanspannen.
Dit loslaten, dit niet vasthouden, gaat eindeloos diep, gaat eindeloos ver. Ook al krijgen we de meest mooie ervaringen, ook al zien we in visioenen de Boeddha naar ons toekomen, we houden niet vast aan die ervaring. We laten het net zoals alle andere ervaringen steeds weer gaan. Daarom is geen enkele ervaring meer bijzonder dan de ander, want zo gauw we het in die termen gaan zien begint in zekere zin al subtiel het vastpakken en het vasthouden.
Wij mensen neigen dat te doen, vast te houden aan bijzondere ervaringen. We maken ze soms zo bijzonder dat we denken dat ze heilig zijn. Dus het pad naar die ervaring wordt dan ook een soort heilig pad. En voordat je het weet is de persoon die die ervaring had ook heel bijzonder, misschien wel heilig. En dan bouwen we soms hele instituten rond die persoon en wat hij gezegd heeft en wordt het instituut heel bijzonder en heilig. Wat dan ook vaak gebeurt is dat we allemaal gaan proberen die ervaring te krijgen die zo bijzonder is. En het pad er naar toe wordt heel restrictief, je mag opeens niet meer dit doen of dat doen. Of heel directief, je moet juist dit doen of dat doen. Dit moet je laten, dit moet je doen. Zo moet je wezen om dit te verkrijgen. Allemaal, in zekere zin, logische stappen maar we verliezen onze vrijheid hiermee en dat is waar de beoefening uiteindelijk om gaat.
Zenmeester Dōgen heeft het over de weg die zelfs verlichting te boven gaat, de weg die zich elk moment ontvouwt, die we vrijelijk bewandelen zonder vast te houden aan een specifieke ervaring die deel is van het pad. Zenmeester Hongzhi spreekt over het ‘Open Veld’, de werkelijkheid als een grenzeloos veld. En hij zegt: “Zwerf met ongebreideld enthousiasme over dit grenzeloze veld.” Zoals je blij en vrij door de wei of door het bos kan wandelen.
Maar let wel, het is goed om geen onheilzame dingen te doen. Ook onze traditie heeft de leefregels en in zekere zin lijken ze restrictief: doe dit niet, doe niet dat. Maar dat is omdat onheilzame handelingen juist niet voortkomen uit vrijheid maar uit gebondenheid en uit een overtuiging apart te staan van het geheel, bijzonder te zijn terwijl alles dezelfde essentie in zich draagt. Alles is één. We breken de leefregels omdat we dit nog niet beseffen en dus niet waarlijk vrij zijn.
Dus we laten los, we laten gaan. Steeds dieper de spanningen, maar ook de overtuigingen, de zekerheden die we denken te hebben. Zo worden we steeds vrijer en zijn de mogelijkheden om goed te doen voor zelf en ander werkelijk ongelimiteerd. En dat kan voortkomen uit wie je bent en hoe je bent, je geschiedenis. We zijn allen één en tegelijkertijd is ieder uniek. Niemand deelt een ander zijn geschiedenis.
Dus zit in vrijheid en waar je gebondenheid tegenkomt in jezelf, waar je vast zit, verzacht en ontspan. Laat het eenvoudigweg oplossen. En bewandel dan, als een vrij mens, de weg die zelfs verlichting te boven gaat.
* * * * *
"... zit in vrijheid en waar je gebondenheid tegenkomt in jezelf, waar je vast zit, verzacht en ontspan. Laat het eenvoudigweg oplossen. En bewandel dan, als een vrij mens, de weg die zelfs verlichting te boven gaat."