Over regels en het goede doen
De leefregels1 vormen het moreel-ethische fundament van onze beoefening. Hoe zou het anders kunnen zijn als het doel van onze beoefening, als ik zo mag uitdrukken, het realiseren is van de onverbrekelijke eenheid van al wat is. De leefregels roepen ons op om niet dat te doen wat die eenheid in onze geest en lichaam schijnbaar doet fragmenteren in een wereld van een afgescheiden ik en de rest. Dus daarom zijn er leefregels zoals niet te doden, niet te stelen, geen kwaad hart te koesteren, de geest niet te bedwelmen met allerlei middelen, enz. Die regels zijn als het ware het richtsnoer waarmee we ons (negatief) karmisch2 geconditioneerd denken kunnen zuiveren en vrij kunnen maken van het beeld van een gefragmenteerde wereld. Maar die leefregels vormen als regels meteen ook een beperking want soms is het goede niet het resultaat van het volgen van regels. Soms conflicteren ze en soms leiden ze niet naar dat wat goed is om te doen. Dat heb je nu eenmaal met regels. En we hebben dat in de afgelopen tijd gezien met het geval van die twee kinderen Lili en Howick die vanuit hun perspectief volledig Nederlands zijn en dreigden uitgezet te worden naar Armenië.
Onze maatschappij kent regels en wetten en dat is op zichzelf een teken van beschaving. Met die regels en wetten regelen we en organiseren we het maatschappelijk verkeer. In het geval van Lili en Howick hebben acht rechters de wetten toegepast en geoordeeld dat die kinderen uitgezet moesten worden. En toch, zelfs velen van de voorstanders van de huidige uitzettingsprocedures, wanneer gevraagd, voelden dat het goede in deze zaak het verlenen was van de toestemming om te blijven.
In het boeddhisme hebben we naast de tien leefregels nog drie zuivere leefregels die de tien in een kader plaatsen, een kader dat aangeeft waar die tien uiteindelijk naar moeten leiden. Ze zijn: geen kwaad doen, goed doen voor anderen en onszelf, en zuiveren van de geest van denkbeelden die het idee van een gefragmenteerde wereld, van een ik en de rest, doen voortduren. Gelukkig heeft de staatssecretaris uiteindelijk ook een ‘zuivere’ regel toegepast en besloten dat die kinderen mogen blijven alhoewel de wetten en regels van ons land het tegendeel bepalen.
Het vraagt moed van een ieder van ons om werkelijk te kijken en te onderzoeken wat goed is om te doen, zowel de regels erend en er gelijktijdig ook bovenuit stijgend. Want alleen een open hart/geest dat helemaal vrij is kan zien wat goed is om te doen. En het kan dat alleen maar nu doen, hier en nu. Wat straks goed is, is altijd een denkbeeld. Weten we ooit zeker dat we het goede doen? Het antwoord daarop is nee. En gelukkig maar want de mens die honderd procent zeker is, loopt de kans niet meer naar zijn hart/geest te luisteren en zal niet meer onderzoeken wat werkelijk goed is. Elke zekerheid is een belemmering. Dus het vraagt naast moed ook een bescheidenheid. Want wellicht nemen we soms de verkeerde beslissing.
Voor de Boeddha was een ding het allerbelangrijkste in dit alles en dat is intentie. Is in het nemen van een beslissing onze intentie zuiver of zit het nog volgepakt met denkbeelden, meningen en opinies, overtuigingen? Met andere woorden, is ons hart/geest werkelijk vrij en open zodat we het geheel van wat zich nu in dit moment toont kunnen omvatten? Vaak is er wat tijd nodig om die vraag te onderzoeken. Helaas geven we onszelf hiervoor zelden genoeg ruimte, vooral in de wereld van vandaag waarin vaak sneller gehandeld wordt dan nagedacht.
Het is een uitdaging om met een open hart/geest te leven want het antwoord van vandaag is misschien niet het antwoord van morgen. Dus het betekent dat je soms inconsequent en niet consistent zal zijn. Maar een vrij hart/geest houdt zich zelfs niet aan die regel. Het is een uitdaging om in het dagelijks leven dit open hart/geest steeds weer te volgen. Het vraagt naast moed en bescheidenheid ook een diep vertrouwen. Diep in onszelf weten we dat leven met een open hart/geest een leven is in complete verbinding met het leven zelf en een leven is met mededogen en compassie voor anderen. En daarin vinden we de grootste vrede en vreugde.
* * * * *
Diep in onszelf weten we dat leven met een open hart/geest een leven is in complete verbinding met het leven zelf en een leven is met mededogen en compassie voor anderen. En daarin vinden we de grootste vrede en vreugde.