Ceremonieel

Daitaka Daioshõ

Andere benamingen:
提多迦 (Japans)

daitaka

Daitaka kreeg na zijn geboorte in Makada de naam Kōzō wat 'perfecte olifant' betekent. Zijn vader, die een rijke brahmaan was, had bij zijn geboorte de volgende droom;

de gouden zon scheen vanaf zijn huis op de wereld; er was een grote heuvel, bedekt met vele juwelen en van een fontein op de top ervan stroomde veel water naar buiten.

Toen Daitaka Ubakikuta ontmoette en vertelde over deze droom zei Ubakikuta het volgende:

"Ik ben de heuvel; de fontein betekent dat jouw wijsheid de waarheid eindeloos kan maken.
Het schijnen van de zon vanaf jouw vaders huis betekent dat je mijn weg binnengaat; dit schijnen tont dat jouw wijsheid het meest uitmuntend is."

Nadat Daitaka zijn meesters onderwijs hoorde zong hij het volgende:

“Hoge bergen van zeven schatten.
Waaruit constant wijsheidswater stroomt
Veranderend in de echte smaak van de waarheid
Doet het het beste voor iedereen.”

Ubakikuta reageerde met het volgende lied:

“Mijn wet is overgedragen aan jou;
Jij zou je grote wijsheid moeten openbaren
Zoals de zon schijnt van het huis
Zo zou jij over de hele wereld moeten schijnen.”

Daitaka besloot toen dat hij graag monnik wou worden en ontving de naam Daitaka wat "hij die intiem is met de grootsheid van de waarheid" betekent.

Ubakikuta en Daitaka hadden de volgende conversatie:
Ubakikuta: “Jij wenst om een monnik te worden; wens je om een monnik van lichaam of geest te worden?
voor lichaam of geest.”
Ubakikuta: “Wie kan een monnik zijn anders dan lichaam en geest?
Ubakikuta herhaalde bovenstaande en hierdoor raakte Daitake verlicht.

Hij ontving zijn monnikeninwijding en kreeg de naam Daitaka (提多迦) wat 'begrijper van de waarheid' betekent. Nadat hij was gewijd, reisde hij naar Mathura, waar hij onder Ubakikuta verder trainde. Daitaka begreep het volledig en ontving de zevenvoudige instructies en behaalde arhatschap. Hij wordt erkend als de vijfde Indiase patriarch in het Ch'an-boeddhisme.

Daitaka introduceerde het boeddhisme met succes bij de Tokharen in Centraal-Azië. In de lijn van het Ch'an-boeddhisme reisde hij naar Madhyadeśa, waar hij Micchaka en zijn 8000 discipelen bekeerde tot het boeddhisme.

Daitaka: "Een monnik heeft geen zelf, hierom, heeft hij geen egoïsme, daarom is zijn geest onveranderlijk: - dit wordt constante waarheid genoemd. Boeddha's zijn dus; zowel niet hun geest nog heeft hun lichaam aspecten."
Ubakikuta: "Je moet dit volledig begrijpen van uit je eigen ervaring."