Gasshō
De gasshō en monjin zijn veel gebruikte gebaren die we rondom de meditatie maken en zoveel betekenen als: de handpalmen samenbrengen. Een eenvoudig gebaar, met een diepgaande onderliggende betekenis en functie;
De beweging
Bij een monjin brengen we op een inademing, de handen, met de handpalmen en vingers samen waarbij de palmen ter hoogte van het hart zijn en de vingers hierdoor ter hoogte van de neus zijn (ongeveer een vuist afstand tot de neus). De ellebogen wijzen opzij zodat de oksels 'open' zijn en we buigen in de taille met een rechte rug voorover. Tot slot komen we op een inademing weer rechtop.
Bij een gasshō brengen we op dezelfde manier als bij de monjin de handen samen, maar buigen we niet voorover.
Verleden en toekomst in dit moment.
We brengen de handen samen voor het hart, waarmee we het verleden en de toekomst samen brengen naar dit moment. Als we tijdens het samenbrengen en de buiging daarbij op een uitademing de adem volgen naar onze buik zal dit behulpzaam zijn bij het vinden van het centrum van dit moment in jezelf. Jij bent het centrum van het bestaan en dat zorgt voor fysieke- en mentale stabiliteit.
Door een gasshō of monjin te maken bij de overgang tussen twee verschillende activiteiten tijdens een meditatiebijeenkomst, zoals bijvoorbeeld de overgang van zit- naar loopmeditatie breng je dan ook de aandacht geheel bij dat wat je op dat moment doet.
Niet-twee
Het samenbrengen van de handen is een teken van nondualiteit. De gever en de ontvanger zijn geen-twee. De gasshō staat symbool voor de Dharma (boeddhistische leer). We plaatsen bijvoorbeeld onze rechter- en linkerhand, die tegengesteld zijn. Het vertegenwoordigt ook andere tegenstellingen: jij en ik, licht en donker, onwetendheid en wijsheid, leven en dood. En brengen deze twee, op het eerste gezicht tegenstellingen samen, om te ervaren dat ze niet-twee zijn, maar twee aspecten van het Ene.
Teken van respect
De gasshō is een teken van respect. Respect voor de ander maar zeker ook respect voor jezelf. Iedere keer als je een gasshō maakt, sta je daarmee een moment stil, bij hoe het in jou is. Het is een moment om even naar binnen te keren, een moment om geheel in het hier en nu te staan. In verbinding met jezelf en de ander, waarbij het tevens een teken van dankbaarheid is.
Eerw. meester Jiyu-Kennett (monniksgesprek Shasta abbey 1975) zei hierover het volgende:
“Bij het maken van een gasshō moet er geen ruimte zijn tussen de handen of ruimte zijn tussen de vingers. De voeten staan naast elkaar, het het hoofd buigt. Jezelf verzamelen zegt het geheime boek. Spreidt jezelf niet uit. Kom samen. Het niet naar buiten kijken voor externen. Jij bent jij, jij bevat al wat nodig is, je hebt niets van buitenaf nodig. Kijk niet buiten jou!”
In Thailand wordt dit gebaar de wai (ไหว้) genoemd en gebruikt op momenten dat wij elkaar een hand geven. Ook aan de Thaise wai zit een diepere betekenis; Zo groet een kind een volwassenen met een wai, maar zal de volwassen niet een wai terug geven. Volwassenen onder elkaar groeten elkaar met een wai op hart hoogte. Een volwassen groet zijn ouders met een wai op kin hoogte en een monnik wordt begroet door op de knieën te gaan zitten en te buigen waarbij de wai boven het hoofd wordt gehouden. Zelfs de koning, die in Thailand een onschendbaar aanzicht heeft, zal op die manier een monnik begroeten, ook als de monnik pas 12 jaar oud is. De manier van een wai geeft daarmee de status en het respect weer wat de één voor de ander heeft.
Regelmatig krijgen we van deelnemers aan de meditatie de vraag wanneer het gebruikelijk is om een gasshō te maken. Rondom een meditatie worden er vele gasshō en monjins gemaakt, hierbij een overzicht:
– Gasshō: Bij het betreden van de tempel; het achterlaten van de buitenwereld en de aandacht voor diegene die je in de tempel verwelkomt.
– Monjin: Bij het betreden van de zendo (hondo); wederom het achterlaten van de buitenwereld en de eventuele gesprekjes die je al met andere sanghaleden hebt gevoerd. Het aandacht geven aan ‘dat wat er voorbij de woorden ligt’. En uit respect voor de meditatieruimte met de altaren met daarop het Boeddhabeeld waarmee je een begroeting aan de Boeddha maakt die symbool staat voor de boeddha die jij ook bent en een moment en om even stil te staan bij het feit dat de historische Boeddha en alle stamhouders deze beoefening aan ons hebben overgedragen.
– Als je achter de buigmat dient langs te lopen om naar een meditatieplek aan de raamzijde te lopen, maak je een monjin achter de buigmat (als lekenbeoefenaars sta je niet op de buigmat);
– Monjin: Voor je zitplek in de richting van je zitplek; daar waar je het komende uur mag oefenen
– Monjin: Voor je zitplek in de richting van de zendo/sangha; samen doen we deze beoefening.
– Gasshō: Als we eenmaal zitten en de leraar betreedt de zendo (soms maakt de leraar daarbij namens ons volledige buigingen op de buigmat); uit respect en dankbaarheid voor zijn onderwijs (en dat hij namens ons de volledige buigingen maakt).
– Monjin: Als we zitten op het moment dat de bel 3x is aangeslagen; de voorbereiding voor de meditatie, de uitnodiging om helemaal in dit moment te verblijven en dit waar te nemen voor wat het is.
– Monjin: Aan het eind van de meditatie als de bel 2x heeft geslagen; de overgang naar de loopmeditatie
– Monjin: Aan het eind van de loopmeditatie; de overgang naar zitmeditatie
– Monjin: Wederom aan het begin, en het einde van de zitmeditatie.
– Gasshō: Als we blijven zitten en de leraar opstaat om een eindvers en buiging te maken.
– Monjin: Als we opstaan van onze zitplek, richting onze zitplek; dankbaarheid dat we mochten oefenen
– Monjin: Voor de zitplek in de richting van de zendo; dankbaarheid dat we als sangha samen mochten oefenen.
– Monjin: Als je bij het verlaten van de zendo voorbij het altaar dient te lopen (aan de buigmat-deur zijde) maak je een monjin ten hoogte van het altaar, wederom het groeten van de Boeddha in jou en iedereen.
– Net voor het uitgaan van de deur, maken we een monjin in de richting van de zendo
– Gasshō: Bij het verlaten van de tempel ter afscheid.
Voor wie niet meegeteld heeft; dit zijn, gedurende één meditatieochtend- of avond 15 of 17 gasshō/monjins. Zeventien keer de gelegenheid om volledig te ervaren dat er alleen maar dit moment is, zoals het zich nu toont. Zeventien keer de gelegenheid om dankbaar te zijn dat dit moment er is, zoals het er is.
Lees tip:
Gassho, een kleine handleiding voor geluk