Het onmetelijke leven van de Tathāgata
De Wereldvereerde wenste de betekenis van Zijn leer samen te vatten en zei het volgende:
“Sinds Ik Boeddhaschap heb gerealiseerd zijn er onmetelijk vele eonen geweest waar Ik doorheen ben gegaan.
Voortdurend heb Ik stem gegeven aan de Dharma en heb Ik onnoemelijk veel wezens onderwezen hoe zij hun hart kunnen omvormen en het Boeddhapad kunnen betreden.
Om deze bewuste wezens naar de andere oever te brengen toon Ik hen met bekwame middelen Mijn Parinirvāna, maar in werkelijkheid verdwijn Ik niet maar verblijf altijd hier, stemgevend aan de Dharma.
Ik verblijf altijd in deze wereld en maak gebruik van Mijn spirituele vermogens om verwarde wezens te laten geloven dat Ik er niet meer ben - terwijl Ik in werkelijkheid hen nabij ben - zodat zij Mijn relikwieën aanbidden met diepe verlangens en met een hoopvol hart.
Wanneer deze bewuste wezens met vertrouwen en bescheidenheid, eerlijk en oprecht, en zachtaardig in gedachten, met heel hun hart verlangen om de Boeddha te zien, zelfs hun eigen leven niet sparend, dan zal Ik samen met de gehele Sangha verschijnen op de top van de heilige Gierenberg.
Ik zeg dan tegen deze bewuste wezens dat Ik voortdurend verblijf zonder ooit te verdwijnen;
Door de kracht van Mijn vaardigheid toon Ik mezelf als heengegaan terwijl Ik in feite nooit ben verdwenen.
Als er ergens wezens zijn die met eerbied en vertrouwen zich naar Mij openen, dan ben Ik wederom in hun midden om de onovertroffen Dharma te verkondigen, alhoewel degene die dit niet hoort zal zeggen dat Ik verdwenen ben.
Wanneer Ik bewuste wezens verzonken in hun lijden en ongemak zie, toon Ik Mezelf niet, maar beweeg hen om in hun verlangen omhoog te kijken.
Wanneer hun harten gevuld zijn met een vurig verlangen, verschijn Ik en verkondig hen de Dharma.
Mijn spiritueel doordringende vermogens zijn dusdanig dat Ik door de eindeloze eonen heen op de top van de heilige Gierenberg verblijf, alsook in elk andere woonplaats.
Wanneer bewuste wezens aan het eind van de kalpa de woeste vuren zien die alles opbrandt, zal deze wereld van Mij kalm zijn en altijd gevuld met deva’s en mensen in parken en boomgaarden tussen de torens en paleizen die bedekt zijn met alle soorten edelstenen.
Onder met edelstenen bedekte bomen, zwaar van bloesems en fruit, zullen deze wezens van hun vreugde en spel genieten, terwijl deva’s hun hemelse trommels slaan en altijd aangename muziek maken en bloemen van koraalbomen over de Boeddha en Zijn grote aanhang strooien.
Mijn zuivere land zal nooit verwoest worden alhoewel bewuste wezens wellicht zien dat het volledig verzwolgen wordt door vuur en zij daardoor gevuld worden met verdriet en afschuw, wanhoop en angst.
Al deze onwetende wezens gaan vanwege hun slechte karma door ontelbare eonen heen zonder ooit de naam van de Drie Juwelen te horen.
Zij die daden van grote verdiensten doen en zachtaardig, eerlijk en openhartig zijn, zien Mij belichaamd en horen hoe Ik stem geef aan de Dharma.
Bij tijd en wijle, voor hun welzijn, zeg Ik dat de Boeddha’s leven oneindig is, en tegen hen die na lang wachten een Boeddha zien, zeg Ik dat je zelden een Boeddha ontmoet.
Dusdanig is de kracht van Mijn wijsheid en intelligentie dat Mijn licht van inzicht grenzeloos uitstraalt.
Mijn leven van ontelbare eonen is het gevolg van het karma van lange beoefening en training.
Jij die intelligentie en een goed verstand hebt, laat je twijfels hierover niet opkomen, maar laat ze gaan en voor altijd tot rust komen, want de Boeddha’s woorden zijn waar en niet iets dat leeg en ijdel is.
Zoals een dokter die zijn verwarde kinderen zou genezen met slimme en vaardige methoden en die zou voorwenden dat hij is overleden, terwijl hij nog in leven is, van hem zal niemand kunnen zeggen dat hij moedwillig liegt.
Zo ook Ik, als een ouder voor deze wereld, als iemand die iedereen helpt die vanwege een verwarde zienswijze in lijden en ellende verkeert, zeg Ik dat Ik er niet meer ben, terwijl Ik in werkelijkheid besta.
Ik doe dit om te voorkomen dat wanneer zij Mij altijd zouden zien, hun harten onbeteugeld en genotzuchtig worden,
losbandig en gefixeerd op de vijf vormen van verlangens* waardoor zij vervallen tot slechte paden.
Ik weet ten alle tijden wanneer een bewust wezen het pad begaat of zich begeeft op andere wegen.
Overeenkomstig wat gedaan moet worden om dat wezen te helpen, verkondig Ik de Leer op verschillende manieren en maak Ik het volgende tot Mijn intentie: “Hoe kan Ik dit wezen helpen om de onovertroffen weg te gaan en snel het Boeddhaschap te verwezenlijken?”
*) Voedsel, slaap, seks, geld en beroemdheid