H11. De dood
Dōgen adviseert ons om niet op zoek te gaan naar een Boeddha buiten geboorte en dood.
Dit betekent dat we niet moeten zoeken naar een op zichzelf staand iets dat op een of andere manier voorbij geboorte en dood is.
Om vrij te worden in dit leven, moeten we de dood en de pijn van het doodgaan onder ogen durven zien. We moeten goed nadenken over het einde van ons bestaan zoals we dat kennen en over onze angsten die hiermee verband houden. De Boeddha wees op twee zienswijzen die hij onjuist vond: dat de dood een volledige beëindiging van het leven is en dat het zelf in een of andere vorm onsterfelijk is. De dood onder ogen zien is het onbekende aanvaarden. Veel mensen komen maar al te graag met grote zekerheden. Maar voor mij geldt dat ik het niet weet, ook al weten zij het. En als zij het mij vertellen, blijven dat hun zekerheden en niet de mijne. Het gaat er niet om of overtuigingen waar zijn of niet, als ze voor onszelf alleen een overtuiging zijn. Geen enkel concept van de aard van leven en dood zal verlossing brengen.
Rest ons het enige dat we altijd al hadden ‒ het spontane leven en de spontane dood van dit moment. Iets toevoegen is onnodig en zal alleen maar de volledigheid ervan verdoezelen. We moeten onszelf geheel en al toevertrouwen aan dit moment en tevreden zijn met het leven dat nu is. Als we op deze manier leven en dood aanvaarden, laten we alles wat we denken en geloven, wat we liefhebben en haten, los ‒ alles. Dan, in dit moment, maken wij ons geen zorgen over de dood. Dit betekent niet dat we gewoon de gedachte aan de dood uit ons hoofd zetten; het betekent dat we naar de kern gaan van wat we vrezen dat dood is; het einde van alles waar we ons aan vastklampen. Wanneer je ophoudt met je vasthouden, zelfs nu je nog leeft, weet je dat alles goed is ‒ en toch weet je niets. Als je probeert dit weten met je mee te dragen, wordt het nog meer bagage die het moment verdoezelt. Telkens als we die bagage ontdekken, kunnen we die beter offeren aan de oneindigheid van dit moment. De toereikendheid van dit moment is niet te beschrijven; het is volkomen leeg, er is zelfs geen leegte.
Bij deze benadering moeten we de moed hebben om op zoek te gaan naar wat is en niet alleen maar rekenen op andermans schatkamer. Om deze benadering te begrijpen, moeten we inzien dat zazen niet een middel tot een doel is; het is het leven nu. Als je zit, ben je één met de oorspronkelijke verlichting; als je sterft, ben je één met de oorspronkelijke verlichting ‒ kijk uit dat je het niet verdoezelt.
Het boeddhisme gebruikt allerlei beproefde manieren om te praten over hoe karmische consequentie werkt; hoe alle handelingen in dit leven van invloed zijn op toekomstige levens en hoe ons huidige leven het resultaat is van vorige levens. Het levenswiel wordt gebruikt als een analogie voor het proces waarin in een eindeloze cyclus misleidend handelen leidt tot meer onwetendheid, terwijl we onwetend blijven van de ware geest. Deze lessen zijn van wezenlijk belang, maar hebben nog iets anders nodig: onze eigen bewustwording van de waarheid van dit ogenblik. We hoeven geen vroegere levens te ervaren om dit te weten. Als we deze ervaring najagen, worden we als de man die geraakt was door een pijl in de parabel die de Boeddha vertelde. De man weigerde de pijl uit z'n lijf te laten halen voordat hij wist wie hem beschoten had, van welke kaste hij was, waarom hij geschoten had, enzovoorts, zodat de man uiteindelijk nodeloos stierf. De pijl eruit halen betekent dat we nu meteen de begoocheling loslaten. Als ik de neiging voel om boos te worden, moet ik nog altijd die boosheid laten oplossen in het moment van opkomen. Zodra ik dat doe, is er geen boosheid. Ik word dan niet iemand zonder boosheid; er is niets om door meegesleept te worden. Ervaringen in dit leven en in voorgaande levens kunnen ons de verschrikkelijke prijs laten zien van onze woede die we niet hebben laten gaan, maar alleen nu kunnen we de stap nemen die 'doe geen kwaad' realiseert.
We moeten onszelf niet zien als een beerput vol afschuwelijke begoochelingen die opgeruimd moeten worden. Wij zijn leeg vanaf het begin en toch zijn wij in staat om nu op dit moment blijk te geven van misleiding. Een deel van die misleiding is te geloven dat we een beerput vol smerigheid zijn. We moeten ook niet denken dat we zuiver zijn. Als ik de uitdrukking 'zuivere geest' gebruik, is dit zuiver in de zin van leeg, omdat er naast dit huidige moment niets is om aan vast te houden. Er is niet een werkelijk iemand die zuiver of onzuiver is. Maar zonder echte realisatie en training kunnen we kunnen die zuiverheid niet kennen en als we die niet kennen, worden we nog meer in beslag genomen door misleiding. Wanneer het tijd is om te sterven, kunnen we voortgaan in de geest van zazen, waarbij we noch zuiverheid, noch onzuiverheid aandragen.
De meeste mensen vrezen het proces van doodgaan meer dan de dood. Naarmate we meer ervaring met zazen krijgen, zien we hoe het mogelijk is om dingen te verdragen en dat we in feite dingen verdragen. Een eenvoudig voorbeeld: als je aan een weekretraite meedoet, lijkt het of sommige zitperiodes eindeloos duren. Als je zit te klagen of je druk maakt en constant op je horloge probeert te kijken, dan lijkt het bijna onverdraaglijk. We kunnen er achter komen hoezeer wij ons eigen lijden creëren. Tijdens een retraite, meestal op de vierde dag, houden de meeste mensen op met zich druk te maken over hun ongemakken en ontdekken ze dat er een energie is die hen er doorheen helpt. Het kost nog steeds moeite, maar veel van de weerstand is opgelost. Als we aan een ziekte lijden gebeurt er in principe hetzelfde. Het is niet hetzelfde, en toch, net zoals we niet hoeven weg te lopen uit de retraite, hoeven we ook niet weg te lopen van onze ziekte. Het is de training die tot ons komt; het is ons leven. Als we weten hoe we zazen moeten doen, ontdekken we dat het moment alles bevat dat we nodig hebben. Er is niets verkeerds aan het slikken van pijnstillers ‒ zij kunnen het passende 'voedsel' voor die periode zijn. Ja, het kan moeilijk zijn, maar wat het moeilijk maakt zijn de dingen die we nog moeten loslaten; dit is dus onze kans.
De Sōtō-Zentraditie heeft een prachtige begrafenisceremonie die bedoeld is om de weg te wijzen naar de zuivere natuur. Het lichaam wordt op het altaar geplaatst omdat ook dat lichaam Boeddha is. In het begin van de ceremonie is de kist meestal open, zodat de mensen afscheid kunnen nemen en zodat het proces van doodgaan niet verborgen wordt. De geest waarin alles gedaan wordt is het belangrijkste van de hele ceremonie; dit hangt af van de priester en iedereen tezamen. Zelfs degenen die niets van het boeddhisme en de procedures weten, kunnen deelnemen en vinden het behulpzaam. Het leven eindigt niet, noch is er een begin. Vaak hebben mensen geloofsovertuigingen die hen troosten. Onze manier is om die overtuigingen niet te vernietigen, omdat ze mensen tot de waarheid kunnen brengen. De dood laat zien hoe weinig tijd wij hebben. Sektarisme is niet nodig, vooral rond de dood wanneer al die dingen zo onbeduidend en dwaas worden. Eén van de belangrijke kenmerken van het boeddhisme is het besef dat de waarheid niet zichzelf hoeft te bewijzen.
Het probleem van de dood is niet los te zien van het probleem van het leven. Dōgen adviseert ons om niet op zoek te gaan naar een Boeddha buiten geboorte en dood. Dit betekent dat we niet moeten zoeken naar een op zichzelf staand iets dat op de een of andere manier voorbij geboorte en dood is. De Boeddhatoevlucht is dit moment of het is een fantasie, want er is niets anders. Daarom houdt Dōgen vol dat zazen de enige poort naar de waarheid is. Hij doet geen sektarische uitspraak; hij wijst erop dat zazen en het huidige moment niet van elkaar te scheiden zijn. Het maakt niet uit hoe we het noemen, maar we moeten oppassen dat we er niets aan toevoegen. Een leven lang zazen helpt ons helpt om dit in te zien. Wanneer we tenslotte loslaten, kunnen we accepteren waar we ons zo lang tegen verzet hebben ‒ het volkomen open hart.
Origineel: Buddha Recognizes Buddha - Undivided Existence
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Onverdeeld bestaan, hoofdstuk 1
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs